ONZE V li E N D E R IJ E N.

door

E. VAN VOORTHÜIISEN, Hz.

Onder de eerste behoeften van den mensch rekent men de stoffen, die hem tot verwarming van het ligchaam en bereiding der spijzen onmisbaar zijn, vooral in gewesten als ons vaderland, waar een duistere winter hem de koesterende stralen der zon vaak onthoudt, en geene milde natuur hem in het wilde geschikte middelen tot onderhoud van het leven doet inoogsten.

De bosschen echter, die onze voorouders de stoffen verschaften, waarmede zij zich verwarmden en hunne spijzen bereidden, hebben bij het toenemen der beschaving allengs voor den landbouw gezwicht, en de uitgestrekte wildernissen, die het wilde gedierte tot schuilplaats verstrekten worden nu door nijvere menschen en vreedzame kudden bewoond , sedert de bijl voor den ploeg heeft plaats gemaakt. De steenkolen , wier gassen thans een gedeelte van ons werelddeel voor duisternis behoeden, wier gloed aan zoo vele duizenden werktuigen de krachten schenkt van millioenen arbeiders, een groot gedeelte der mensch-