ig -

1. De oudste hebben een effen lederen plat.

2. Dan volgen die, waarvan het plat door lijnen is versierd.

3. Nog later werden in het plat figuren geperst door stempels. Daar de effen en gestreepte banden, onverschillig door wie zij zijn

bewerkt, treffend veel op elkaar gelijken, leenen alleen de bestempelde zich voor een onderzoek naar den binder. Van dit soort hebben wij er uit het Regulierenklooster 93, terwijl de andere 79 effen of gestreepte of opnieuw overtrokken banden zijn. Van die g3 vind ik op 84 juist dezelfde figuren : een lelietje en een met pijlen doorboord hart, waarboven een ster.

Deze 84 (5 hebben daarnaast ook nog andere figuren) zijn natuurlijk uit dezelfde we/plaats afkomstig. Stel : uit die van een Utrechtschen beroepsbinder. Dan mag men verwachten, dat hij diezelfde stempels ook gebruikt heeft bij de bewerking van banden, voor andere klanten bestemd. Maar van de zeer talrijke banden van andere Utrechtsche kloosters of particulieren op onze bibliotheek, die ik alle in handen heb gehad, vertoont geen enkele deze figuren. Daarom vermoed ik, dat het klooster een eigen binderij heeft bezeten (1). De 5 hss. en 4 drukwerken, die met afwijkende figuren zijn versierd, zullen dan reeds gebonden in het klooster zijn gekomen. Met de 4 drukwerken is dit vrij zeker het geval geweest, want blijkens de inscripties zijn ze alle vier geschonken of gelegateerd : E qu. 178 door Godefridus Pijl, E fol. 80 door Otto Tengneeghel pastor S. Nycolai, L qu. 35 door Cornelis Block, Q fol. 23 door Theod. Heussen.

Nu heb ik echter nog 23 banden gevonden van onbekende herkomst, die met dezelfde stempels zijn bewerkt als de bovengenoemde 84, nl. : Tiele hss-catal. nn. io3, 200, 260, 264, 271, 294, 298, 735 en de boeken E fol. i5g en G fol. 212 (bij deze 10 tref ik alleen het lelietje en het hart aan); hss. nn. 78, 219, 226 en de boeken E qu. 171,267; E fol. 65, 82, 210 ; F fol. 222 ; G fol. 275, 321 ; H fol. 25i en 106 D g (bij deze i3 daarnaast nog andere figuren).

Het vermoeden ligt voor de hand, dat zij vroeger tot de bibliotheek van het Regulierenklooster hebben behoord. Om den lezer te overtuigen, die mijn gissing te gewaagd mocht vinden, wijs ik op het volgende.

In E fol. 65 zat als schutblad geplakt de volgende oorspronkelijke charter : Prior en convent der Reguliere Kanunniken te Utrecht erkennen schuldig te zijn aan Hendrik van Gent een jaarlijksche rente van zes gouden Philips guldens, losbaar met het twintigvoud van eiken penning daarvan, dd. i5i2... 5 (de naam van de maand is onleesbaar).

li) De 79 bovengenoemde ongestempelde banden moeten dan ook grootendeels daar gebonden zijn; maar welke dat zijn, is nu niet meer uit te maken, daar zij zich uiterlijk niet of zeer weinig onderscheiden van producten uit andere binderswerkplaatsen in dezelide periode. Eerst het gebruik der stempels bracht variatie.