TAALWETENSCHAP EN ESPERANTO.

153

tiese en estetiese eisen, die van invloed zijn op Esperantowoorden, woordvorming in Esperanto. Ook voor de vergelijkende taalstudie levert Esperanto waardevol materiaal: elementen geput uit kuituren van West en Oost, invloed van andere talen op Esperanto.

Wil de taalwetenschap zich met Esperanto bemoeien, dan is niet alleen Esperanto daarmee gediend. Maar dan zullen de taalgeleerden hun teoretiese beschouwingen moeten bouwen op de praktijk van het Esperantogebruik en hun konklusies moeten toetsen aan de feiten, die ook voor de taalgeleerden te grijpen liggen. Als ze slechts willen zien.

Voor een kunsttaal.

Alle natuurlike talen zijn te moeilik om algemeen te worden. Want het zijn niet op de eerste plaats de geleerden, die een hulptaal nodig hebben. De kennis van Frans, Duits,Engels, Latijn, Italiaans, Spaans is naar men zegt vrij algemeen. Maar men zegt ook, dat betrekkelik weinigen één, laat staan meerdere vreemde talen goed beheersen. Iets wat voor het gewone verkeer niet nodig geacht wordt. In de diplomatie is Frans de taal. Daarom hebben Franse staatslieden zoals Briand een tolk nodig als een Engels staatsman komt praten. En daardoor ontstond op de Vredeskonferentie in Den Haag een misverstandje bij het woord „grotesque."

Een kunsttaal is vrij gemakkelik. De spraakkunst is doodeenvoudig, woordvorming en zinsbouw absoluut regelmatig. Daardoor is een kunsttaal aan te leren door iedereen en door geleerden al heel gemakkelik. En waar geleerden onder elkaar zich met natuurlike talen kunnen „behelpen" bij het gewone verkeer, zou een kunsttaal ook voor geleerden aan te bevelen zijn. Dit zou een geweldige besparing geven aan tijd en energie.

In een bestaande taal zijn logiese onjuistheden, inkonsekwenties en onvolmaaktheden. De wereld zal deze niet willen overnemen.

Een kunsttaal heeft geen grilligheden en is regelmatig.