154

TAALWETENSCHAP EN ESPERANTO.

Een internationale taal zal men niet alleen willen lezen en verstaan, maar ook willen spreken en schrijven. Een natuurlike taal stelt iedere vreemdeling in het nadeel. Dit is vooral onaangenaam als men in het openbaar moet spreken.

In een kunsttaal staan allen gelijk.

Nationale jaloezie maakt de algemene aanvaarding van een natuurlike taal onmogelik. Het zou ook een bevoordelen zijn van het volk, waarvan de taal behalve een morele invloed ook een aanzienlike voorsprong zou geven aan handel en industrie van dat volk. Achter iedere taal staat een kuituur. Met de taal krijgt de kuituur een onberekenbare invloed. Daarom is ook de taal van een klein volk niet te aanvaarden. Vergeten we niet, dat juist de kleine landen de grootste behoefte hebben aan een internationale taal. En die kleine landen zullen zich niet de taal van een ander klein land laten opdringen.

Het is dan ook zeer begrijpelik, dat bv. in de Donaulanden, waar naast Duits : Magiaars, Tsjechies, Slovakies, Servies, Kroaties, Sloveens, Roemeens, Pools, Roetheens, Italiaans, Sorbies, Boelgaars gesproken wordt, de werkelik internationale taal Esperanto grote vorderingen maakt.

Intussen blijft het grootste bezwaar tegen een natuurlike taal de moeilikheid. Taalhistories staat vast, dat talen met een eenvoudige grammatika, zoals Engels, die eenvoud hebben bereikt langs de weg van kompensatie. Naast de eenvoud van grammatika staat een ingewikkeld siesteem van andere taaleigenaardigheden zoals woordorde, ideoom. Het „taaleigen" is slechts aan te leren met de grootste moeilikheid en nooit volmaakt.

Zeer interessant is welke eisen Prof. Sapir aan een goede kunsttaal stelt. Deze moet zijn : eenvoudig, logies, rijk en scheppend. Over rijkdom zegt hij : „Er is een aangroeiende som van ideeën, waarvoor de internationale taal een uitdrukking zal moeten vinden en het zou vreemd zijn, als deze fundamentele som niet zou groeien door het verkeer van hen, die gebruik maken van dit internationaal verkeers-