behandeling van het wetsontwerp.

523

loods naar Vlissingen, en dat was de eenige dien hij aan boord had moeten nemen. Dientengevolge had hij te betalen volgens de wet, die duidelijk zegt, dat, wanneer men twee loodsen aan boord verlangt, men naar dien maatstaf te betalen heeft. Daaraan is voldaan, zoodat mijns inziens het geval van de „Noach" geheel regelmatig werd behandeld.

Wat nu de inrichting van het loodswezen betreft, zijn mij daaromtrent geene ernstige klachten ter oore gekomen.

Integendeel heb ik steeds de wijze hooren roemen, waarop het loodswezen zich van zijn plicht kwijt. Wanneer de geachte afgevaardigde beweert, dat er particulieren zijn, die het loodswezen zouden willen bedienen op de wijze als hij aangeeft, dan zoude ik willen afwachten of zij zich tot mij vervoegen en mededeeling doen van de voorwaarden, waarop zij hunne diensten aanbieden.

Wanneer echter het Gouvernement de stoomvaartuigen zoude moeten bouwen ten behoeve van het loodswezen, dan spijt het mij den geachten afgevaardigde reeds nu te moeten mededeelen, dat van mij in dien geest geene voorstellen tot wijziging van de inrichting te verwachten zijn.

De heer Smit: Mijnheer de Voorzitter! De Minister meent, dat er geen onbillijkheid heeft plaats gehad bij de berekening der loodsgelden. Volgens den Minister had de gezagvoerder van «Noach IV" te Dungeness geen loods behoeven te nemen. ,

Zie, met eene dergelijke zienswijze kan ik mij allerminst vereenigen. De reglementen'en voorschriften zeggen, dat te Dungeness een post is van het Vlissingsche loodswezen, en die post was onbezet. En nu meen ik, dat wanneer de Minister in het eene geval de reglementen en voorschriften toepast, hij het ook in het andere geval moet doen. Ik herinner er aan dat dat schip een Noordzeeloods moest hebben om van Dungeness te komen naar West-Hinder, en dat de post te Dungeness onbezet zijnde, een ander Nederlandsch ambtenaar als zoodanig.is opgetreden. Een dergelijk billijkheidsgevoel als de Minister heb ik niet.

Nu zegt de Minister, dat hij geen ernstige klachten heeft ontvangen over de organisatie van het loodswezen, zoodat er geen reden is om het loodswezen met stoom te bedienen. Maar de klacht, die ik heb bijgebracht omtrent den post te Dungeness, is toch eene ernstige klacht. En dat is misschien wel een gevolg daarvan dat er schoeners zijn in plaats van stoombooten. Als er eene stoomboot geweest was dan zou het geval zich niet hebben voorgedaan. . .

In mijne eerste rede heb ik gezegd, dat de Minister zich niet gewaagd heeft aan eene repliek op het beweren dat de loodsen beter met stoombooten dan met zeilschepen den dienst konden verrichten. Ik geloof intusschen dat het niet de vraag is, of het loodswezen goed is, maar wel of het beter kan zijn ingericht.

De heer Jansen, Minister van Marine: Alleen een kort woord