WERELDGESCHIEDENIS.

23 Juni 1901.

De Vredes- Onlangs werd in de Residen-

konferentie tie het jaarfeest van de opening neraacnr, dei, Vredeskonferentie in een openbare samenkomst herdacht, welke door de tegenwoordigheid van den Minister van Buitenlandsche Zaken, die bij deze gelegenheid tot eerevoorzitter werd benoemd en een toespraak hield, een zekere officieele wijding verkreeg. De Transvaalsche kwestie zou daar vermoedelijk, als een storende dissonant, niet zijn ter sprake gebracht, j indien een rechtzinnig predikant niet eene voor deze omgeving geheel misplaatste lofrede op den oorlog had gehouden en zich had beklaagd, dat meerdere artikelen der Haagsche Konventie door de Engelschen in Zuid-Afrika waren geschonden, j waartegen hij een protest der Mogendheden wenschte. Hoewel hij de slotsom zijner overwegingen in een motie had geformuleerd, werd I deze niet in stemming gebracht, zooals begrijpelijk is bij een vergadering, die een apologie van het Vredeskongres bedoelde!

De h eer De Beaufort beschouwde, zooals van zijn standpunt verklaarbaar is, de stichting van het internationaal Hof van Arbitrage als eene belangrijke gebeurtenis, die voor de toekomst groote verwachtingen opwekte. Men zal het echter natuurlijk vinden, dat niet allen die gunstige meening deelen, maar meer sceptisch omtrent de resultaten van het kongres denken. Zij worden daartoe geleid, wanneer zij de Vredeskonferentie in het licht der omstandigheden beschou- j wen en in overweging nemen hetgeen daaraan is voorafgegaan en wat daarop gevolgd is.

Het wantrouwen werd, zooals Mr. J. E. Banck in de „Arnhemsche Courant" opmerkte, reeds | opgewekt door de omstandigheid, dat het voorstel van een Mogendheid als Rusland uitging, die de politiek van verovering en machtsuitbrei- ; ding, als het ware, tot een der beginselen van haar staatsbeleid heeft verheven en dit dagelijks door daden en feiten bevestigt. De zegen was er af, om het zoo eens uit te drukken. De bloedige gebeurtenissen in Transvaal hebben in den laatsten tijd de aandacht van Finland afgeleid, maar hetgeen daar geschiedt, is niet minder gruwelijk dan wat door de Engelschen in Zuid-Afrika wordt misdreven. De strijd wordt met andere wapenen gevoerd, maar de strekking is dezelfde, de vernietiging van een volksstam, die zijn eigen taal, letterkunde en historisch verleden bezit. De Finnen worden niet alleen van hunne grondwettige |

vrijheden beroofd, maar zij moeten een grooter kontingent aan het Russische leger leveren, waarbij zij worden ingelijfd, dan vroeger het geval was.

„Hoe is een dergelijke behandeling overeen te brengen met de begrippen van ontwapening en vrede?", aldus vraagt de schrijver dan.

De oorspronkelijke bedoeling om de krijgstoerustingen te beperken, althans niet uit te breiden, heeft volkomen fiasco gemaakt. Het eenige, wat in dit opzicht verkregen werd, was een erkenning van de wenschelijkheid eener beperking der oorlogslasten, die dan ook eenstemmig werd aangenomen. Het is echter bij het slaken van dien vromen wensch gebleven. Om de tegenstelling met de werkelijkheid nóg grooter te maken, zijn de krijgstoerustingen te land en ter zee juist nog belangrijk uitgebreid!

Wat nu de Vredeskonferentie zelve betreft, zal men moeten erkennen, dat de resultaten verre beneden de verwachtingen zijn gebleven. In vergelijking met de Konventiën van Parijs en Genève, maakt de Haagsche een droevig figuur. Het meest belangrijke, wat nog verkregen werd, is de toepassing der Konventie van Genève op den zeeoorlog geweest. Bovendien is er nog een Hof van Arbitrage opgericht en werd de procedure geregeld. Men kan echter niet beweren, dat met de Arbitrage, die van ouden datum is en op welker toepassing reeds door Hugo de Groot werd aangedrongen, een nieuw element in de staatkundige wereld werd gebracht. Zoowel onze Regeering, als die van andere volken, heeft herhaaldelijk tot dit rechtsmiddel zijn toevlucht genomen en dit zal ook in de toekomst geschieden bij de berechting van geschillen, waarvoor het niet de moeite waard is een oorlog te beginnen. De groote nationale en ekonomische belangen, die in onze dagen nog alleen een oorlog wettigen, werden buitengesloten. De dynastieke oorlogen, zooals vroegere eeuwen die gekend hebben, zijn in onzen tijd ondenkbaar, tenzij het dynastiek belang op het innigst met het nationaal belang verbonden is, hetgeen niet steeds het geval behoeft te zijn.

Intusschen is er een nieuwe wereldmacht ontstaan, waarmede moet gerekend worden. De overheerschende invloed van het kapitaal en het veldwinnend materialisme zijn belangrijke faktoren geworden bij het verwekken van oorlogen. Zooals de oorlog zelf een grof hazardspel is, wordt hij tegenwoordig dienstbaar gemaakt tot

29