22

HET SPORTBLAD.

roekeloos door de modder was gehaald, in de oogen der Duitschers weer eenigszins te rehabiliteeren. — Dat is hun gedeeltelijk gelukt, ten minste de cijfers 4—4 doen beter da- 6—1.

Preussen speelde met Köhnen, W. Rasche, de Brewer, M. Calmbach, W. Knehe, D. C. Mehlhopt (kapt.) O. Range, A, Augustin, Q. Backmeister, C. Fritsche eu A. Peters.

U.D. met Elfrink, Dijckmeester, Korteling, Le Heuse, ten Hove, Karthaus, Rijken, v. d. Sluis, Kronenberg, Pluim en Hoetink.

't Blijkt, dat de gastheeren, oneindig vlugger in hunne bewegingen, den Holl. nders een harden noot te kraken zullen geven Snel als het licht dringt Preussen op U.D.'s terrein en de Duitsche voorhoede weet voor rust driemaal het net te vinden. U.D. wist slechts eens te doelpunten. Range, Backmeister en Peters hadden ieder een voor hun rekening genomen. — Kort na rust zit de vierde erin en wordt U.D zich het dreigend gevaar bewust. Langzaam on zeker worden de Duitschers teruggedrongen en weldra geheel ingesloten. Het succes blijft niet uit en het einde komt met een gelijk spel 4—4.

Bovenstaand is in 't kort weergegeven, wat ik omtrent dezen wedstrijd vernam. En men verzocht mij hier toch vooral aan toe te voegen de vermelding van de buitengewoon hartelijke ontvangst, die onzen jongens daar in Duisburg ten deel is gevallen. Toen ik bedolven werd onder 'n berg, van Gemüthlichkeitsstaaltjes, werd het me benauwd om 't hart, voelde ik 'n diepe schaamte bij het bedenken, van wat wij koele Hollanders, in dit opzicht te kort schieten. Zoo'n Duitscher pakt je direct in, zet je op je gemak, is de hoffelijkheid in persoon, kortom is van 't begin tot 't einde gastheer in den waren zin des woords. En dat missen wij, dat zijn nu eenmaal niet onze manieren. Edoch, of we 't daarom minder goed meenen?

D. J. C. D.

Van de Zijgrenzen.

De heer Sam Bronkhorst, Bestuurslid van den N. V. B., heeft het tijdelijke met het eeuwige verwisseld. Deze droeve mededeeling bracht ons „de Sport kroniek" waarin Sam zijn „laatste woord" gesproken heeft. Welk een intens sporthartje aan hem verloren is gegaan, bewyst wel het feit dat dit „laatste woord" nog aan onze voetbalbelangen is gewijd geweest, en we mogen eenige jalousie de métier gevoelen dat voor dezen stervenssnik aan onzen concurrent de voorkeur is gegeven, we moeten ons anderzijds gestreeld gevoelen dat het ons blad en onze medewerkers zijn die zijn laatste gedachten hebben in beslag genomen.

Gestorven op 't veld van eer, gestorven als .... slachtoffer. Kan 't roemrijker? O, wat zou hij het gaarne gezegd hebben waarom hij dat vermaledijde woord „Sportgezeur" had gebezigdl maar.... hij mag niet. Z'n eer, z'n plicht, z'n medebestuursleden hebben 't hem verboden en 't geheim moet met hem grafwaarts dalen. Toch heeft 't geheim hem te zeer op de lippen gebrand en ondanks alles heeft hij 't verraden;

niet H. J. O., zegt hij, niet Dikkers, niet Elly heeft zija aanval gegolden; „zij behoeven zich niet ongerust te maken," (dat waren ze inderdaad al heel erg). „Steeds heb ik," zegt hij, „met genoegen hun bijdragen gelezen" (Hoeral roepen ze). „Gaat gerust uw gang" (ze waren juist van plan te staken). „Mijn aanval was „enkel gericht tegen enkele wedstrijdverslagbevers, en overige schrijvers, die uw voorbeeld „wilden volgen, doch blijken gegeven hebben, „dit niet te kunnen" (we hopen een staking van deze zijde te kunnen bezweren).

Behalve dat de heer Bronkhorst dus een geheim mede grafwaarts denkt te nemen, dat hij nota bene vrij uit in de courant gaat zetten, heeft hij ook verder in zijn laatste oogenblikken weinig bewijzen van helderheid van geest gegeven; we rekenen het hem onder deze omstandigheden niet te zwaar aan, maar toch, als we nu weer in zijn lijfblad moeten gaan lezen dat de verhouding in het vorige seizoen bestaau hebbende tusschen eerste en tweede klasse vereenigingen wel een blijvende dreigt te worden, terwijl hij juist in zijn vorig artikel beweerd heeft dat hij niets wilde profeteeren omtrent verhoudingen van eerste en tweede klasse vereenigingen en zijne, door ons gewraakte, zinsnede in het geheel niet als voor de toekomst geldende moest worden opgevat, dan moet ons toch de verzuchting van 't hart dat met dergelijke windwijzers niet te redeneeren valt.

De heer Bronkhorst deelt zijne belangstellende lezers mede dat het Sportblad nog niet het onderscheid weet tusschen enkel- en meervoud; door feiten wordt deze zonderlinge opmerking niet gestaafd, maar als we het er maar over eens zijn dat zij heel erg flauw is (en dat zijn we ditmaal inderdaad 1) dan komt er dat ook minder op aan; en dan.. . schrik niet lezer... hadden we in onze repliek het woord „toestand" als vrouwelijk beschouwd, en deelt de heer Bronkhorst ons mede dat dat woord .. . mannelijk is. De snedige opmerker had zijn laatste oogenblikken bepaald beter kunnen besteden.

Met den heer Bronkhorst is een onzer grootste auteurs heen gegaan; zijn stjjl was wel belabberd en vervelend, maar in de enkel- en in do meervoudsvormen, in de geslachten en in de naamvallen heeft hij werk geleverd, waarvan de geschiedschrijver nog eeuwen later gewagen zal. De mortibus nil nisi bene!

Door omstandigheden kan een verslag van den wedstrijd RA.P.—U.D. op 2en Kerstdag te Deventer gespeeld eerst in 't volgend nummer verschijnen.

Aan spelers en deelnemers van de toer naar Antwerpen op 3 Januari 1904 wordt bekend gemaakt dat de trein waarvoor reductie is verkregen, van Rotterdam D. P. vertrekt des voormiddags te 8.58 (Spoortjjd) terwijl het vertrek uit Antwerpen te 7.56 dea namiddags is bepaald.