24

HET SPORTBLAD.

Waar echter alleen het commissielid van de geleidboot der beschuldigde gehoord is en één der getuigen, door ondergeteekende (als aanklaagster) opgegeven, na gehoord te zijn door een lid der juiy zijne beschuldiging volhield, kan hier dus van een onderzoak der kwestie geen sprake zijn en allerminst van een „nauwkeurig" onderzoek.

De houdicg van de juryleden gedurende het onderzoek en het resultaat hiervan, is niat geheel onpartijdig te noemen.

U bij voorbaat dankend voor de plaatsing. Hoogachtend,

J. EVELEIN, Secr. Holl. Dames-Zwemclub.

De Voorzitter der jury deelt ons hieromtrent het volgende mede :

Mejuffrouw E. beschikt over eene respectabele dosis volharding, maar van eene minder respectabele soort. Nadat zij hare beschuldiging had geuit en mij in vertrouwen op mijne onpartijdigheid had verzocht de zaak goed te onderzoeken ia het belang van eerlijke sportbeoefening, heb ik dat niet bepaald aangename onderzoek op mij genomen en ten einde gebracht. Daarna hekben de juryleden van den Amstelwedstrijd ieder afzonderlijk het doisier aangaande dat onderzoek bestudeerd en vervolgens heeft de jury een geheelen avond aan de behandeling der zaak gewijd. De uitspraak der jury was eene onvoorwaardelijke vrijspraak van de beschuldigde.

En nu is plotseling volg- ns mej, E. het onderzoek geen onderzoek geweest, kan zelfs van een onderzoek geen sprake zijn en is de houding van de beoordeelaars niet geheel en al onpartijdig te noemen (mej. E. spaart ons blijkbaar no/, want zij bedoelt natuurlijk : „absoluut partijdig").

We zullen er miar niet te ver op ingaan. Het is een beetje te ... naief, te... doorzichtig en te ... kleintjes.

Laat mej E. nog maar eens de wenken herlezen die ik in meerdere brieven, velke ik tijdenr het onderzoek aanleiding had haar te schrijven, mij veroorloofde haar te geven. Zij kan er haar voordeel mede doen.

En overigens moest ze nu werkelijk maar over de zaak ophouden, want verdere pogingen om de beschuldigde a tort et a travers veroordeeld te krijgen, kunnen hoogstens nog eens bewijzen, wat aan het eind van het onderzoek reeds behoorlijk kon worden vastgesteld, dat de houding van mej. E. in deze zaak in meerdere oplichten laakbaar was en zij in dit geding (hier wil ook ik mij zoo zacht mogelijk uitdrukken) niet beschouwd mocht worden als hehoorende tot de geheel onverdachte getuigen.

L. Bodman.

Amsterdam, 6 October 1913.

Geachte Heer Redacteur.

Naar aanleiding van het in het. vorig Sportbladnummer voorkomende verslag van den cricketwedstrijd Hilversum-V.V.V. meen ik U om eenige plaatsruimte te moeten verzoeken.

Dit fraaie verslag waarbij de groote l cricketcapaciteiten van Hilversum wonderbaarlijk op¬

gehemeld en g« ïllustreerd worden, heeft bij de V.V.V.'ers slechts een schouderophalen kunnen verwekken; alleen om de buitenstaanders een meer juister indruk van het geheel te geven, vraag ik opname van het volgende.

In de Tdegraaf van een dezer dagen las ik een ingezonden stukje van van Booven, waarin deze opkomt tegen de partijdigheid van den T.-verslaggever. Z3o er ooit evenwel een overdreven en o.waar artikel in uwe kolommen gestaan heeft, dan is het voorzeker wel bovenbedoeld verslag van Uwen Htlversumschen correspondent. Óm deze bewering met bewijzen te staven :

In het verslag komt o.a. voor, dat onze aanvojrder nc-balls verwerkte en van het „noballen" door den scheidsrechter niet gediend den umpire daarover in minder parlementaire termen aansprak. Naast het feit dat ook onze andere bowhrs door dezen „no-b dis-specialiteit" onder b&nden genomen werden, moet hier gememoreerd worden, dat eerst nadat scheidsrechter Kunst een 6 a 8-tal no-balls gegeven had, onze aanvoerder dezen Heer op zser betamelijke wijze om nadere uitlegging verzocht. Later toen de Heer Kunst met groote hardnekkigheid voortging no-balls te geven, zijn eenige onaangename woorden van beide kanten gevallen. Toen echter badoalde umpire van het wicket verdwenen wis, was tevens rïe geheele no-balls geschiedenis van de baan. Niet echter de minder vriendschappelijke allures, welke onze tegenpartij inmiddels had aangenomen.

Men kantte zicb, toen onze umpire een dubieus geval in ons voordeel besliste, op ernstige wijze tegen dezen functionnaris en het bepaald itriteerend gelach van de Hilversumspelers en supporters, deed ons betwjjfelen met beschaafde sportsmen te doen te hebben. Dat V.V.V. gefaald heeft is niet te ontkenner, dat de derde elftallers van Hilversum ons fielden kunnen verbeteren, is ook zeer wel mogelijk. Slechts de woorden „te zjjner tijd" waren hier dan niet misplaatst geweest als men nagaat dat deze eerste k lasser niet eens in staat is om een tweede elftal in het veld te brengen. Het zou mij werkelijk niet moeilijk vallen cm nog met ettelijke voorbeelden de groote onpartijdigheid van uwen correspondent te bewijzen. Ik vermoed echter dat de onpartijdige lezer het gemaakte verslag reeds naar juiste waarde heeft weten te schatten. Volstaan wij echter met het volgende: „Hilversum droomt reeds van een onfeilbare mollenklem enz. voor het a.s. seizoen, terwijl 't geld graag zit bij de Hilversummers". Wordt hier wellicht in verband met de aanmerkingen van kantmenschen „ïnondenklem" bedoeld 1 Wat het geld aangaat dat wisten we reeds vroeger, maar dat het Hilversumsche veld in zulk een wolk van partijdigheid was gehuld, wisten we nog niet. Met dank voor de plaatsing.

Hoogachtend,

„V.V.V.'er die een nederlaag besnuffelde".