20

HET SPORTBLAD.

fraai hg den bal ook naar het midden plaatst, steeds staat een der Sparta-verdedigers gereed om het gevaar te keeren. Vooral de Bruyn verricht keurig werk.

In de Rotterdamsche middenlinie zijn het de Korver en van der Meulen, die steeds de Haagsche aanvallen keeren. Martin is verreweg hun mindere.

Het spel verplaatst zich zeer snel. Nu eens is het Quick-doel in gevaar, dan weer heeft de Spartaansche verdediging de handen vol om de Haagsche aanvallen af te slaan. Na een kwartier laat Bosschart de Groot even los en met een koge^ bezorgt Huug zijn vereeniging de leiding

Quick laat zich niet ontmoedigen en bluft vurig doorspelen. Voortdurend is haar voorhoede in actie, doch doelpunten blijven uit en daarom gaat 't toch maar.

Sparta heeft meer fortuin en uit den hierboven beschreven vrijen schop vergroot zij haar voorsprong (0—2).

Dan is Sparta in de meerderheid en forceert eenige hoekschoppen, die echter niets opleveren. De Korver lost nog een scherp schot, doch de bal kaatst van een der doelpalen in het veld terug.

Daarna is het rusten.

In de 2e helft is het spel van minder gehalte, doch veel forscher. Herhaalde malen moet voor ongevallen aan beide zijden wordea gestaakt. Quick blijft aanvallen, doch, sij kan het niet verder brengen dan e'e'a doelpunt, op keurige wijze door Smiss gemaakt. Het talrijke publiek brult om den gelgkmaker; de Spartaverdediging s'aat echter pal. Zelfs maakt Dulfer nog een derde doelpunt, dat echter wegens buitenspel niet wordt toegekend.

Het einde komt met een geflatteerde overwinning der Rotterdammers.

Jan van den Haag.

Van den Schieweg.

De eerste wedstrijd.

De menschen, die in vroegere eeuwen leefden hadden toca heel wat voor op ons, die het twijfelachtige genoegen hebben in de twintigste eeuw op den aardbodem te verkeeren ; verkeeren niet in den zin van nu en dan een meisje te zoenen en zoo, maar verkeeren in den zin van er te zijn, er te werken, er te streven, er te leven. De onpartijdige lezer zal m'n poging waardeeren om me in dit geval zuiver uit te drukken, waarbij hg in aanmerking gelieve te nemen, dat ik dit alles zoo maar uit m'n hoofd neerschrijf, zonder geleerde folianten, dictionnaires en andere hatelijke boeken te raadplegen.

De ouwe menschen dan, ik bedoel hen, die er waren, laat ik het nu eens ruim nemen, vóór 1800, hadden heel wat minder hoofdbrekens dan wij. Er wad geen telefoon, geen telegraaf, geen electriciteit (of hoogstens een minimaal beetje, waarmede ze toch geen raad wisten I) er waren geen spoorwegen, verder was er toen nog nergens een bioscoop te vinden, en ik kan me zoo voorstellen, dat de lieden in die dagen — pijpen in de moad, klepbroeken

aan — zich over de afwezigheid, het ver af zijn van al die nare uitvindingen danig liepen te verkneukelen.

Eerst veel later zgn, toen al die bedillige neuswijzige haantj as-de-voorsten gekomen, die met d'r lui vernuftige — 't zij gezegd — bedenksels de maatschappij en het maatschappelijk leven gemaakt hebben tot één groot opvoediagsgesticht voor het gekkenhuis.

Daar heb je nu bv. „het vervoermiddel". Vroeger kropen ze in 'n diligence of in een trekschuit om ergens gauw te wezen. De allersnelste vervoermiddelen. Dagenlang zaten ze in knusse kajuitjes bgeen en ze kortten de reis onder gezellig gekout of onder 'n kaartje.

Nu wordt zoo'n reis gedaan in 'n halfuurtje, maar waar is de rust, de poëzie!

Jagen, jagen, lawaai, zenuwen . . .

Nu jl. Zondag zou ik eens naar V.O.C. g&an kijken, ik had zooveel over het vernieuwde veld gehoord, dat ik er beslist eens polshoogte wou nemen. Dadelijk heb je dan de moeilijkheid : hoe zal ik gaan ?

Per een- of tweedekker, per auto of per motorboot ? Nu denk ik hier nog niet eens aan koetsen met paarden en dergelijke.

Je chauffeurs, je mecaniciens kijken je vragend aan en ja laat je inlichten over de weersomstandigheden. „Heiig weer, meneer", zegt de chef van dezen tak van dienst — „heiig weer met vochtige wegen, beneden 10 M., boven 22 M. wind, motorboot 't verkieslijkst".

„Goed, de motorboot", beveel ja dan.

Nu wezen de omstandigheden dit vervoermiddel als 't wate a*n, maar hoe dikwijls gebsurt het niet, dat je in dubio staat, wat te kiezen 1

J*» ja> w;9 moderne menschen zijn te beklagen!

Intusschen, het zij gezegd, het ri'je naar V.O.C. was van groote bekoring. Ik heb de eigenaardigheid om de boot altijd zelf te willen besturen, wat vanwege de tallooze aanvaringen onderweg een kostbare liefhebberij is, dia ik echter onder geea beding zou willen prijsgeven.

O, u moest eens zien hoe m'n kleine Havik het water üooraijdt, en elk kanaal, elke rivier in 2 helften verdeeld. En 'n deining dat ik maak ! 'k Veroorzaak overal kleine overstroomingen Alle erfjes loopèn onder als ik passeer en m'n rentmeester heeft altijd heel wat schadepostjes met de booze boeren te regelen.

Het V.O.Ö. veld is gunstig aan de Sehie eelegen. Vlak voor den ingang kan je meeren, Toch zou een aanlegstoigertje geen overbodige weelde zgn, vooral als er meer watersnorders zin in het ritje zouden krijgen.

Men heeft op het V.O.C, terein gedurende den zomer hard gewerkt om alles in de puntjes te hebben voor het nieuwe seizoen.

Het veld ziet er nu keurig uit, gelijk en overal dik begroend.

De heeren bestuurderen hebben thans veel vertrouwen in de toekomst. Mogen de zware n»jaatsregens en de massa's sneeuw, die na dit sccoone najaar, ongetwijfeld op ons loeren, hunne verwachtingen niet beschamen.

Zooals het V.O.C. boeltje er op het oogenblik uitzi t, kan het met de beste velden concurreeren. De heele inrichting heeft iets gezelligs en ik vernam, dat er onder de leden een