54

DB VUURLEIDING AAN BOORD ONZER

sommige personen; daarom voor zulke bevelen, die gegeven worden vóór liet eigenlijke geschntgeveclit of gedurende de inleiding daarvan, maar waarbij het vuur nog slechts met groote tusschenpoozen plaats heeft, geen signalen vast te stellen.

Voor het vuur met enkele stukken, gedurende de nadering tot den vijand, hoofdzakelijk tot bepaling van den afstand, is dus geen signaal noodig. Evenmin voor het stellen der kanonnen in evenwijdige of geconcentreerde stelling kort vóór het passeeren van den vijand, zooals boven in verband met gelijktijdige ontsteking als doelmatig werd ondersteld. Er is derhalve geen enkel sein noodig voor „bepaalde vuren". Elk vuur, waarbij niet door mondelinge aanwijzing eenige beperking is aangegeven, is dat van commandeurs op zich zeiven, liever „vrij vuur'' te noemen. Hierbij zijn alleen noodig de signalen „vuur openen" en «vuur staken" en, zooals boven reeds gezegd is, «er zal aan SB (BB) geageerd worden."

Voorgeschreven worde, dat na „vuur openen" als regel de achterste stukken beginnen, met het oog op den kruitdamp; en dat na „vuur staken" de stukken geladen worden met hetzelfde projectiel als te voren, en in de vuurpositie worden teruggebracht.

Als regel zij verder aangenomen, dat jaagstuk en retraitestuk beide in de breede zijde worden geplaatst, aan die zijde, waar volgens het signaal geageerd zal worden ; moeten zij beide of een van beide niet of nog niet aan het vuur deelnemen, dan is dit vooraf te bevelen.

Alleen voor het geval dat men slaags is met meer dan één vijand, is het zaak jaag- en retraitestuk ieder aan eene verschillende breede zijde toe te voegen. In dat geval kunnen beide signalen (SB en BB ageeren) na elkander gegeven worden.

Voorts zijn noodig de signalen:

„Licht geschut bemannen en vuur openen".

„Licht geschut vuur staken, bemanning zich dekken."

Dit vuur zal altijd «vrij" zijn. Het doel moet mondeling aangegeven worden. De plaats, waar de bemanning zich ophoudt, wanneer die niet bij de stukken is, en de weg, langs welken zij het geschut moet bereiken en verlaten, moeten vooraf bepaald zijn. Of de bemanning van het geschut in de marsen aan deze signalen mede gehoor moet geven, dient vooraf te worden bepaald. '

Het zal zeker van sommige geschutsoorten moeielijk uit te maken zijn of zij tot de hoofdbewapening dan wel tot het licht geschut gerekend moeten worden. Het doelmatigst schijnt, dit onderscheid te maken, dat tot de hoofdbewapening of «batterij" behoort al dat geschut, waarvan de bemanning bij het stuk blijft gedurende het gevecht, (behoudens het ondervolgende omtrent het geweervuur); en tot het «lichte geschut" dat, waarvan de bemanning alleen bij de stukken wordt geroepen, wanneer men deze onmiddellijk wenscht te gebruiken, waarvan men dus het geval voorziet, dat men de bemanning aan het vijandelijk vuur wil onttrekken, gedurende sommige omstandigheden van het gevecht. Het onderscheid zal dus op ieder schip en voor verschillende tegenstanders verschillend kunnen worden gemaakt, en voornamelijk af moe-