AANVARINGEN OP ZEE.

157

i). Een vaart loopend schip, hetwelk niet kan wijken voor een naderend schip doordien het buiten stuur is («being not under comraand") of niet in staat om te manoeuvreeren volgens deze bepalingen, moet, bij het hooren van een mistsein van een naderend schip, antwoorden met vier korte opeenvolgende stooten. Zeilschepen en vaartuigen van minder dan 20 ton gross tonnage zijn niet verplicht de bovengenoemde seinen te geven, doch indien zij het niet doen, moeten zij eenig ander duidelijk geluidsein geven met tusschenpoozen van hoogstens 1 minuut.

Wij erkennen gaarne dat het door de conferentie van Washington gedane voorstel getuigt van eene ernstige poging om de veiligheid der vaart bij mist te verhoogen; doch wij vreezen dat men het dool heeft voorbijgestreefd en dat het inderdaad groot aantal mistseinen thans voorgesteld, aanleiding zal geven tot verwarring, waaronder de veiligheid moet lijden.

Bij het bestaande Art. 12 worden drie onderscheidingen gemaakt, n.1.: de stoomfluit voor 't stoomschip, de misthoorn voor 't zeilschip ; de klok voor 't ten anker liggend schip en verder niets.

Dit is eenvoudig en begrijpelijk,

Dit systeem houdende heeft men bovendien in verschillende omstandigheden willen voorzien en daarvoor combinatiën bedacht van korte en lange stooten op stoomfluit of misthoorn en in een geval deze met de klok gecombineerd.

Wij ontkennen niet, dat de thans bestaande bepalingen veel onzekerheid overlaten en dat een gezagvoerder bij mist gaarne nog meer omtrent den tegenstander dien hij wel hoort maar niet ziet, zou willen weten. Wij willen aannemen dat in ruime vaarwaters, waar men in de meeste gevallen slechts met één tegenstander tegelijk te doen heeft, de toegevoegde seinen dienst zullen kunnen bewijzen. Doch wij vreezen dat juist daar, waar de kans op aanvaring het grootst is, n.1. in eenigszins druk bezochte vaarwaters, men gevaar loopt de seinen niet uit elkander te zullen houden en daardoor totaal in de war te geraken.

Nemen wij dan nog in aanmerking dat deze bepalingen ook voor minder ontwikkelden gelden, dan keuren wij deze uitbreiding der mistseinen zeer bepaald af, en betreuren wij het dat, naar wij vreezen, de invoering ervan niet zal zijn tegen te houden, nu de Commissie uit den Board of Trade er zich voor heeft verklaard.

Vermoedende dat 't voorgestelde Art. 15 moet worden overgenomen, wijl Nederland, ten opzichte der mistseinen, onmogelijk een geïsoleerd standpunt kan innemen, achten wij het toch gewenscht, dat de redactie, door de Commissie uit den Board of Trade voorgesteld, worde gevolgd, n.1. sub (i) worde weggelaten, doch in sub (6) worden opgenomen de woorden »or a vessel not under command".

Wat het gebruik der sirene aangaat meenen wij dat deze alleen op stoomschepen moet worden toegelaten om in bizondere gevallen attentie te trekken, alzoo niet tot het geven van gewone seinen.

Als geluidsein van den wal (vuurtorens, havenhoofden enz.) zoomede van vuurschepen krijgt de sirene dan juist nog eene meer eigenaardige waarde.

Vaart der schepen bij mist enz. moet matig zijn.

Art. 16 (thans art. 13).

Elk schip moet bij mist, nevel, indien het sneeuwt, of bij zware regenbuien, slechts een matige vaart loopen met zorgvuldige inachtneming van de bestaande omstandigheden en toestanden.