ONZER HEDENDAAGSCHE OORLOGSSCHEPEN.

207

een enkel richtpunt in het water, mits duidelijk zichtbaar, voldoende is om de trefzekerheid te beoordeelen, wanneer men de aanslagen zuiver waarneemt.

Wil men echter uit de treffers in eene verticaal opgestelde schijf tot de trefzekerheid besluiten, dan dienen de afmetingen der schijf in eene bepaalde verhouding te staan tot de spreiding van den vuurmond. Heeft men b.v. de hoogte en breedte der schijf respectievelijk juist zoo groot gemaakt, als de geheele spreiding in hoogte en breedte van den vuurmond, dan zal ieder schot, dat buiten de schijf valt, het gevolg zijn van verkeerd richten.

Bij de bepaling der afmetingen van de schijven, in art. 18 als eisch gesteld voor de uitbetaling van premiën, schijnt dit beginsel in acht genomen te zijn, door als maximum-hoogte voor de schijf de geheele spreiding in hoogte bij iederen bepaalden afstand voor te schrijven, doch dit geldt dan alleen voor de kanonnen van 12 cM. A en 7.5 cM. A. Van andere vuurmonden is de spreiding natuurlijk anders en wordt dus op eene schijf van dezelfde afmetingen grooter of kleiner trefkans verkregen.

Het schijnt daarom doelmatiger, voor te schrijven dat de schijf zoo mogelijk altijd eene hoogte moet hebben, gelijk aan b.v. 4 maal de 50 °/0 spreiding in hoogte. Het aantal schoten te hoog of te laag vallende, geeft dan steeds in dezelfde mate een denkbeeld van de bedrevenheid der commandeurs in verband met de moeielijkheden, die de beweging van opstellingsvlak en doel veroorzaakt hebben. »

Voor de breedte der schijf kon ook eene vaste verhouding tot de breedte-spreiding worden genomen, b.v. 8 maal de 50 °/0 spreiding in breedte; deze afmeting der schijf groot te nemen, komt eenigszins tegemoet aan de moeielijkheid van het treffen bij horizontale verplaatsing van het doel door de richtlijn in verband met slingeren van het opstellingsvlak.

Bij een voorschrift als hier bedoeld, zouden de gegevens omtrent de spreiding van alle vuurmonden, — voorzoover bij het Departement van Marine niet juist bekend, bij benadering te bepalen — dienen te worden bekend gemaakt.

Nog kan aan de bestaande Bijlage A worden verweten, dat zij niet aangeeft, hoe bij het snelv.urend geschut de schoten over de verschillende oefeningen verdeeld moeten worden, en of met het kanon van 3.7 cM. ook uit de sloep gevuurd moet worden.

Bij het kanon van 7.5 cM. A blijft men in twijfel of ook met het stuk op de landingafïuit gevuurd kan of moet worden. Hierbij verdient het aanbeveling, daar het vuren op bekenden afstand met een vuurmond op onbewegelijk opstellingsvlak voor den scheepsartillerist al zeer weinig nut kan opleveren, de schoten te benutten voor het beoefenen van het inschieten bij onbekenden afstand.

Eindelijk is het niet overbodig bij het samenstellen van nieuwe voorschriften er op te wijzen dat alle vuurmonden in torens, dus een aantal van de belangrijkste onzer vloot, in het gevecht worden gericht en afgevuurd door officieren, d.w.z. door personen, die hoogst zelden vooraf eenige oefening in trefzekerheid met eèn bewe-