«94

OPLEIDING VAN DE ZEEOFFICIEREN.

recht en meteorologie terdege te huis waren, en zij het geleerde op het Instituut ook niet hadden vergeten. Hierdoor bleef het noodig te blijven studeeren want:

Van dat examen moest de de'finitieve ranglijst afhangen, zoodat men dan niet, zooals nu, in te prille jeugd den kost voor het volgend leven voor het grootste gedeelte reeds gekocht had. Thans toch hangt het promotienummer vrij wel van niets anders af dan van de theoretische (zegge: wiskundige) bekwaamheid, evenals of er bij de Marine geen heil bestond buiten wiskunde. Wij zijn dit geheel met C. S. eens.

Omtrent het doen van examens nog dit:

Een admissie-examen van adelborst 3" kl. zal altijd wel noodig blijven, als vergelijkend examen. Gesteld, er werd bepaald, dat de leerlingen na een driejarigen cursus op een der H. B. Scholen met goed succes gevolgd te hebben, onmiddellijk op het Instituut voor de Marine konden overgaan, dan zou de toevloed zoo groot blijken, dat een keuze toch diende gedaan te worden. En hoe zou deze mogelijk zijn zonder examen.

Nu is het waar, dat tot heden examens de minst slechte maatstaf zijn, om spoedig iemands kunde te beoordeelen, maar daarom ook : hoe minder examina hoe beter. Heeft men leerlingen langen tijd onder leiding gehad, dan weten de leeraren, en dus ook de chefs eener inrichting, vrij precies, welk vleesch zij in de kuip hebben. Alzoo geen examina meer voor de adelborsten, dan alleen voor hen, die op het Instituut en de r/Atjeh" twijfelachtig waren, voorts als adelborst le kl. om luitenant ter zee 2' kl., en in dezen laatsten rang, om luitenant ter zee le kl. te kunnen worden.

Adelborsten, die niet twijfelachtig waren, in geen vak, konden gerust zonder examen in een hooger studiejaar overgaan en ook adelborst le kl. worden; dat zou tevens de lust tot studeeren en zich zooveel mogelijk trachten te bekwamen aanwakkeren.

Die onvoldoende waren, ook maar in één vak, moesten als twijfelachtig worden aangemerkt en examen doen — op die wijze zou de door niets gemotiveerde distinctie van hoofd- en bijvakken van zelf tot de geschiedenis behooren: immers alles wat er op het Instituut geleerd werd, zou noodig zijn, of er moest geenerlei tijd aan besteed worden.

Die niet aan het examen voldeed, moest in elk studiejaar een jaar kunnen overblijven: wij vinden het wat hard, om de gevolgen die het heeft èn voor den delinquent èn voor zijn ouders, om hen die asymptoot zouden worden maar aanstonds te verwijderen. Niet ieder went even spoedig aan vreemde toestanden, en dat kan zelfs zeer veel invloed op de vorderingen bij studeeren hebben; bij sommigen is de invloed van het niet kunnen wennen zeer sterk, en onbetwistbaar is de overgang van schooljongen, ook van een „hoogere burger", tot adelborst zeer groot, in alles.

Om der onpartijdigheids wille zonden de commissiën van examen kunnen zijn ingericht gelijk C. S. het voorstelt. De groote repetitiën konden vervallen, omdat gelijk gezegd de leeraren het geheele jaar den leerling gadeslaan en 'elke drie maanden bekwaamheids-