beraadslagingen.

553

Aangenomen, dat de toelichting juist is, dat kruisers momenteel de aangewezen schepen zijn ter aanvulling onzer maritieme strijdkracht, dan rijst bij mij de vraag, waarom de Minister niet aanvraagt schepen, die, bij minstens gelijke bewapening en pantsering, eene snelheid zullen bezitten van 23, in plaats van 20 knots. Terloops merk ik nog op, dat de voorgestelde schepen van den Minister vermoedelijk de 20 knots snelheid niet zullen bereiken. Raadpleegt men de resultaten in het buitenland verkregen, en vermeld in het standaardwerk van Brassey, waarin voorkomen alle pantserschepen, kruisers, torpedo-booten enz. van de geheele wereld, dan vindt men onder Frankrijk de zeer nabij komende „Bugeaud"-klasse, met 9000 paardenkracht, op 19% knots snelheid. In Engeland de zeer nabij komende „Astrea"-klasse met ruim 9100 paardenkracht op 198/4 knots.

De Minister moet dus wel overtuigd zijn van den superieuren, ik mag wel zeggen „idealen" vorm zijner kruisers, om met de voorgestelde kracht 20 knots snelheid te bereiken. Dit klemt te meer, wijl de onderlinge verhouding der hoofdafmetingen plus diepgang, nog vrij wat ongunstiger zijn genomen, met het oog op het behalen van snelheid, dan van voornoemde soorten. De paarden van 's Ministers schepen zullen dus met haver vrijwel doorvoed moeten wezen, om zelfs 19 knots te bereiken.

In ieder geval durf' ik hier den Minister den raad te geven, tracht bij eventueele bestelling, door het uitloven van premiën, één duizend paarden meer te erlangen. Dat het mogelijk is, schepen te verkrijgen op 23 knots snelheid, is mij gebleken uit eene berekening, opgemaakt in overleg met een Engelsch bouwmeester, voor een kruiserschip van gelijke pantsering en bewapening, waarvan de hoofdafmetingen zullen bedragen: lengte 350 voet, breedte 461/» voet, diepgang 5U decimeter, machinekracht 20 000 paarden, snelheid 23 knots; kostprijs, zonder artillerie, pl.m. drie millioen gulden.

Terloops teeken ik hierbij aan dat het aanbrengen van een passend gordel-pantser, de maximum-snelheid van dit schip met ruim 5 knots zal verminderen, en dus terugbrengen tot beneden 18 knots. Terwijl natuurlijk de kolenvoorraad door het aanbrengen van pantsergewicht in diezelfde mate vermindert, tenzij men, aan diepgang niet gebonden, die waterverplaatsing kan terug erlangen.

Bovendien zijn reeds voor vele landen ongeveer soortgelijke schepen gebouwd. Wel bereiken die nog niet de volle 23 knots snelheid, maar ze bezitten ook niet de door mij vooropgestelde 20 000 HP. maar slechts + 15 500 HP. Nu meene men niet dat de exploitatiekosten van zoo'n schip in evenredigheid zullen stijgen, want de snelheid, waarvoor de 20 000 paarden noodig zijn, wordt natuurlijk slechts gebruikt bij proefvaarten en zoo noodig in tijd van werkelijke actie.

Bij verwezenlijking van een dergelijk plan, waar voor de plus forte raison alle aanbeveling voorkomende in de gewisselde stukken, voor 20 mijl's snelheid toepasselijk is, zullen volgens mijne opvatting 's lands penningen beter besteed zijn.

Het is toch een groot bezwaar, gelden te gaan besteden voor