562

marinebegrooting voor het dienstjaar 1895.

salarissen 50 duizend gulden eischt behalve dan de verschillende officieren en deskundigen die zijn aangewezen voor machinebouw, enz.

Waar nu zóóveel hoofdingenieurs, ingenieurs en adspirant-ingenieurs aan het roer zitten, daar komt het mij onverklaarbaar voor, hoe meermalen bij de raming van kosten en den bouw van schepen, zoowel als bij de reparatie dier vaartuigen zulke onvergefelijke fouten kunnen worden gemaakt.

Ik denk hier vooral, Mijnheer de Voorzitter, aan het gebeurde met de „Reinier Claeszen" en de „Koningin Wilhelmina der Nederlanden".

Immers waar zelfs de Minister in de Memorie van Antwoord, na alle ongunstige omstandigheden en billijke verschooningen te hebben in aanmerking genomen, niet kon ontkennen, dat de ramingen dier schepen te laag zijn geweest en toegeeft dat te recht een onaangename indruk kan zijn teweeggebracht, daar ligt het voor de hand, is eene zeer grove fout begaan.

En ik zou Zijne Excellentie daarom beleefd de vraag willen stellen: was hier sprake van onbekwaamheid of verregaande achte-loosheid ?

De vrees ontstaat, Zijne Excellentie zal mij dit toegeven, bij deze onzekerheid, ook al 'verklaart de Minister, dat voortaande schepen niet meer zullen kosten dan waarvoor zij geraamd zijn, wij andermaal voor eenzelfde fait accompli zullen komen te staan.

Want er ligt in deze verklaring van den minister, waar dezelfde ingenieurs gehandhaafd bleven, mijns inziens niets anders opgesloten, dan dat de fout, de grove font destijds begaan, te wijten is aan achteloosheid.

Waar nu zulke achteloosheid of onbekwaamheid officieel geconstateerd wordt, daar mist men onder zulk toezicht ook eiken waarborg voor de soliditeit onzer oorlogsschepen.

Kan men het gebeurde met de hiervoor genoemde schepen wijten aan een der beide oorzaken, wat moet men zeggen van de overschrijding der raming van de „Prins Hendrik der Nederlanden" ten bedrage van f 104 515,836?

Mij dunkt, gerustelijk mag men zoo iets, zulk eene grove misrekening wijten aan onbekwaamheid en achteloosheid beide.

Zelfs de chef van het departement der marine in NederlandschIndië, zoo lees ik in de Memorie van Toelichting, erkende ook alweer na tal van excuses, dat de raming voor de «Prins Hendrik" met te weinig zorg door de autoriteiten van het marine-etablissement te Soerabaija was opgemaakt.

Waar nu zulke in het oogloopende grove achteloosheid, zulke fouten mogelijk maakt, en hierop wilde ik wijzen, Mijnheer de Voorzitter, daar dient ons een betere waarborg gegeven te worden in allerlei opzicht.

Hoe toch zal het gaan, waar door de chefs der departementen, niet door mij, zooveel zorgeloosheid en achteloosheid wordt geconstateerd bij hoog gesalarieerde ambtenaren, hoe toch zal het daar staan, zoo vraag ik, met de levering en bewerking der benoodigdematerialen ?

Mijnheer de Voorzitter! Zóóveel zorgeloosheid der autoriteit ten koste der natie moest, dunkt mij, niet ongestraft blijven, want