in DE eerste kamer der staten-generaal.

799

en Rotterdam. Zij meenden dat het hoogst gewenscht was, dat bij Xrmweder een loods op een schip kan gebracht worden, hetgeen onder omstandigheden van dien aard steeds met een stoomvaartuig

m0etShÏÏ:n betreurden het, dat de Minister hiertoe ongezind scheen te zijn en dientengevolge een volgens hun oordeel zoo nuttige en noodige maatregel opnieuw werd uitgesteld.

S Indere leden spraken het vertrouwen uit dat na de beide hiervoren genoemde adressen der Kamers van koophandel en de 'rede van den heer Plate in de Tweede Kamer, de Minister ook door raadpleging van den handel, de quaestie nogmaals zoude ove wegen Immersg tegenover theoretische bezwaren staan dikwijls practische voordeelen, die niet mogen worden miskend.

TI In meer dan eene afdeeling werd opnieuw de wenschelijkheid betoogd eener regeling bij het loodswezen, waarbij de atoombooten welke eenen ^eregelden dienst uitoefenen, zich niet steeds van eènXods zouden moeten bedienen, daar gezagvoerders op die booten de hulp van een loods niet noodig hebben. Het voordeel eener dusdanige regeling zoude tweeledig zijn; de stoombootmaatschappijen zouden Ae betrekkelijk hooge kosten voor de loodsen met meei behoeven te betalen, terwijl het Rijk het personeel bij het loodswezen belangrijk zoude kunnen verminderen. Vastgesteld den 21 sten Januari 1895.

Engelberts.

schimmelpenninck van der OyE.

Wertheim.

Van Boneva l Fadre. Kist.

EINDVERSLAG DER COMMISSIE VAN RAPPORTEURS over het ontwerp van wbt tot vaststelling van

hoofdstuk vi (departement van marine) der staatsbegrooting voor het dienstjaar 1890.

Nadat het Voorloopig Verslag der Commissie aan de Regeering was medegedeeld, is van haar ontvangen de navolgende MEMORIE VAN ANTWOORD.

Algemeene beschouwingen.

« 1 De ondergeteekende betuigt zijne erkentelijkheid voor de verklaring van verschillende zijden, dat men ingenomen was met zijn optreden.