172

WACHTSCHEPEN EN HAVENVERDEDIGING

Noodzakelijk is het de schepen te voorzien van Bullivantnetten, aangezien torpedobooten het geheele Oostgat, op eene enkele plek na, kunnen bevaren, en de reede van Soerabaja geene gelegenheid aanbiedt, de schepen achter eenige versperring op te stellen ; bovendien moeten de beide defensie-pantserschepen ook des nachts op hunne posten in het Oostervaarwater blijven. Men geve hun ieder twee zoeklichten, om het doordringen van torpedobooten zooveel mogelijk te beletten, in verband met eene ruime bewapening met licht snelvuurgeschut, en zorge voor eenige krachtige zoeklichten op den wal van Java en van Madoera meer binnenwaarts, om eventueel doorgeslopen torpedobooten te kunnen ontdekken, alvorens zij de schepen ter reede bereiken. Met het oog hierop moet ook aldaar licht geschut, hetzij op den wal, hetzij aan boord van schepen opgesteld, voorhanden zijn. Enkele kleine schepen van de Indische Militaire Marine, benevens kanonneerbooten, uit Nederland overgebracht, kunnen voorloopig tot dezen dienst worden benut.

Zijn eenmaal de beide pantserschepen tot drijvende batterijen, in den geest als hier bedoeld, ingericht, dan verdient het m. i. aanbeveling, hen in dienst te houden en op de reede van Soerabaja te laten liggen, met verminderde bemanning. Stelde men ze geheel buiten dienst, dan zou de overgang tot geheele gereedheid bij het intreden van oorlogstoestand niet voldoende verzekerd zijn; er moet eene kern van de toekomstige bemanning aan boord zijn, die spoedig kan aangevuld worden uit de bemanning van opnemingsvaartuigen en andere schepen der Indische Militaire Marine, welke bij oorlogsgevaar naar Soerabaja worden opgeroepen. Bij de verwapening der pantserschepen, en als men de „Prins Hendrik" voorziet van stoomwerktuigen tot beweging van torens, roer en ankerspil, kan de tegenwoordige bemanningslijst zeker eenige vermindering lijden.

Voorgoed moet echter worden afgezien van het tot dusver gevolgde gebruik, om deze schepen te bezigen tot dezelfde politiediensten in den Archipel, als aan de Indische Militaire Marine worden opgedragen.

Alvorens van het Oostgat af te stappen, zij nog opgemerkt, dat eene torpedoversperring in dat vaarwater, binnen den drempel gelegen, krachtig zou medewerken om het binnenkomen tot eene wanhopige onderneming te maken. Omtrent uitvoerbaarheid en eventueele kosten staan de noodige gegevens ter beoordeeling mij niet ten dienste.

Zien wij thans, hoe het met het Westelijke vaarwater gesteld is. Mocht eenmaal deze toegang tot de reede voor groote schepen bevaarbaar worden, dan zou voor een afdoende verdediging moeten worden gezorgd. Daarvoor zouden dan vaste versterkingen moeten worden gebezigd. Liet de gestelheid van den boden het toe, dan zoude een waterfort zoodanig moeten worden gelegd, dat binnenkomende schepen bij het passeeren van den buitendrempel daardoor bestookt konden worden. Dit is echter, waarschijnlijk, niet mogelijk, maar ook niet bepaald noodig, aangezien het vaarwater, meer binnenwaarts, bij Tandjong Saoe, en later nog bij Geresik, den Java-