m

HET BEZOEK VAN H. M. „ATJEll" EN ,/ALKMAAR" TE KIEL.

gingen met den officier van piket eenige officieren mede naar den wal om zich wat te vertreden.

De autoriteit, wien het bezoek van den officier van piket gold, was de graaf van Lauing, de bewoner van een groot kasteel aldaar en eigenaar van nagenoeg het geheele eiland.

De bijzondere voorkomendheid van dien heer bleek uit de uitnoodiging aan alle heeren om zijn gast te zijn, hetgeen hun behalve een goede tafel, de gelegenheid schonk om in korten tijd met alle bijzonderheden van dit eiland kennis te maken.

Tot Maandagmorgen 17 Juni werd aldaar vertoefd, gedurende welken tijd ook door de andere leden van den o'tat major wandelingen door het eiland werden gemaakt, en ook de landheer als gast van den kolonel eenigen tijd aan boord had vertoefd.

Reeds zeer vroegtijdig op den 17 Juni werd het anker gelicht om naar Kiel op te stoomen en prepareerde men zich reeds op de feestelijkheden en het schoone gezicht van zooveel oorlogsschepen, dat te wachten stond, en waarvan men reeds een denkbeeld had gekregen toen de «Atjeh" voor Franekjör liggende gepasseerd werd door het machtige Italiaansche eskader, zoo ook door het Engelsche en Deensche, wier vlootvoogden op de voorgeschreven wijze werden begroet met de hun toekomende saluutschoten.

Doch met het heerlijk vooruitzicht van zooveel schoons en machtigs op het marinegebied te zien, gevoelde men toch iets wat naar bitteren bijsmaak geleek ; hoe zou de indruk zijn van het oude fregat te midden van de andere zusters? Het deed denken aan een bal, waar vele vriendinnen te zamen zijn, oudere en jongere, maar waarop de „ Atjeh" niet als oud geworden, maar nooit jong geweest zijnde dame zou verschijnen.

Ook als zij zich vergeleek met hare zusters, die toch ook in 1876 geboren waren, wat was zij dan reeds vervallen, ja als men haar in de keuken bij het prozaïsche werk zag (bezuiden de Kaap de Goede Hoop) dan kwamen haar goede eigenschappen wel uit, doch hier te midden van jeugd en frischheid was zij niet op hare plaats.

Toch had zij zich getooid met de beste kleederen en waarlijk, H. M. »Atjeh" zag er uit als om door een ringetje te halen en kon overtuigd zijn, dat zij, het fort aan den ingang van de baai van Kiel passecrende, deszelfs bewoners, was het dan geen indruk van Holland's macht, toch van Hollandsche netheid kon geven.

Alvorens dit fort echter voorbij te varen werd het Hollergrund lichtschip gepasseerd, ter hoogte waarvan een sloep, waarin een Duitsch zeeofficier gezeten, langs zijde kwam. Deze officier kwam complimenteeren en bood den commandant zijn diensten aan bij het opsporen van de aangewezen ankerplaats, welk aanbod werd aangenomen.

Thans ging het verder voorwaarts en werd het fort bij Friederichsort gepasseerd, hetwelk het saluut aan de Duitsche natie gegeven, met even zooveel schoten beantwoordde.

Thans is men in de eigenlijke Kielerbocht gearriveerd en passeert H. M. »Atjeh" de „Gneisenau", die met de 3 andere oplei-