28!

ÜIT DE PERS.

Door de invoering van een zeer doelmatig kleedingstuk, een kortejas zonder epauletten, heeft men inderdaad de uniform verbeterd, waarom werd de groote uniform niet afgeschaft en vervangen door kleine uniform met epauletten ? Laatstgenoemde gekleede jas mag van duffel vervaardigd zijn, voor de korte jas is dat niet geoorloofd.

S. zegt dat door het opdragen van betrekkingen de dienst der officieren kan worden veraangenaamd en hun financieel belang bevorderd. Vrij geregeld na terugkomst uit Indië wordt een korte non-activiteit genoten, evenzoo voor het vertrek naar O. I.

De goede gewoonte om vele betrekkingen 1, 2 of 3 jaren achtereen door dezelfde personen te laten waarnemen is blijven bestaan, de mutatiën in één jaar op de vloot zijn soms zeer groot, waaruit men, in verband met de dikwijls korte non-activiteit, zou kunnen vragen of het korps officieren wel numeriek sterk genoeg is voor de diensten, die er tegenwoordig van gevorderd worden.

S. wijst er op dat de promotie in den laatsten tijd bijzonder goed gaat. Dat men jonge officieren, die verlof vragen onder stilstand van tractement omdat zij geen lust in den dienst hebben en ouderen, die naar hun 50e jaar hunkerden om er uit te gaan, niet tegenhoudt; dat personen die er voor bedanken om naar zee te gaan, of' anderen die toonen niets meer op te nemen, gepensioneerd worden, vindt S. goed. „Maar dat zij, die hun geheele leven met ijver aan den dienst hebben gewijd, die nimmer ophielden zich meer te bekwamen, die steeds meer kennis en ondervinding opnamen en die naar lichaam en geest ten volle voor den dienst geschikt zijn, op een noodlottig oogenblik worden op zijde gezet omdat de letter (niet de geest) der wet daartoe gelegenheid geeft, terwijl de ware reden der verwijdering nimmer genoemd wordt, dat kan niet in het belang van den Staat zijn" zegt S.

Bij al hetgeen gedaan is, blijft nog veel te doen over.

In de „Telegraaf" van 6 September komt voor een stuk van „een trouwe lezer" getiteld: nEen kijkje in de machinekamer aan boord van de «Atjeh"."

Schrijver zegt dat van alle berichten, die de verslaggever van de „Telegraaf" over de feesten te Kiel schreef, er niet één is geweest dat hem zoo boeide als dat, hetwelk „het kijkje in de machinekamer aan boord van de „Atjeh" " behelsde, vooral omdat dit samengesteld was door iemand, die zelden of nooit een voet aan boord onzer oorlogsschepen gezet heeft, vooral niet op een oogenblik, dat zulk een schip in de vaart is.

Evenwel, hoe juist ook de beoordeeling was, en ofschoon alles daar neergeschreven was zooals de indrukken zijn moeten van iemand, die begaan is met het lot van zijne evenmenschen, hier de vuurstokers, toch, zegt schrijver, heeft die verslaggever slechts een klein gedeelte van de werkelijkheid gezien, wat de werkzaamheden van vuurstokers zijn. Zoo bijv. op een reis van eenige weken of maanden: wat er op eene dergelijke reis gewerkt