442

EEN HYDROGRAPHISCH TIJDSCHRIFT.

Ander voorbeeld: Ergens in de Molukken wordt een weinig bekend vaarwater door eenig schip doorgestoomd, steeds het lood gaande gehouden, hier en daar peilingen genomen, zoodat eene vrij goede schetskaart verkregen wordt, die echter eerst over eenige jaren kan benut worden bij eene nieuwe compilatie, heeft het dan geen nut om de verkregen meerdere kennis van zoo'n vaarwater onmiddelijk te publiceeren?

Derde voorbeeld: Op het Hydrographisch Bureau is men in de geleo-enheid geweest van eenig kustgebied eene goede compilatie te maken op de schaal 1 : 200 000, zou het dan niet zijn nut hebben dat werk dadelijk wereldkundig te maken op bijv. de helft van die schaal, waar de zeekaart slechts op een millioenste geteekend is? Of wel, men heeft bijv. een vierkanten graad opnieuw gecompileerd en belangrijke verschillen gevonden met de bestaande kaarten, terwijl het onmogelijk is deze correctie direct aan te brengen op de bestaande gravure, zou het dan niet alvast gepubliceerd kunnen worden?

Nog een voorbeeld: Eenig schip op de uit- of thuisreis rapporteert omstandig omtrent de bezochte havens en reeden, en de rapporten zijn vergezeld van schetsen en landverkenningen, zou het dan niet goed zijn om die dadelijk in druk te doen verschijnen, opdat alles bij elkander blijve en niet slechts gedeeltelijk pas over een jaar worde opgenomen in het „Jaarboekje van de Zeemacht", waarin bovendien nooit schetsen, enz. gevoegd worden?

Naar onze bescheiden meening kan het antwoord op al deze vragen slechts bevestigend zijn en komt het er alleen op aan om de publicatie van dergelijke schetsen en teekeningen met de daarbij gevoegde verklaringen enz. zoo goedkoop mogelijk te_ doen zijn; en dat is" hoogstwaarschijnlijk zeer goed mogelijk. Wij zouden wenschen dat er een door het Hydrographisch Bureau geredigeerd tijdschriftje of maandblad werde opgericht, zooveel mogelijk ééns in de 2 of 3 maanden verschijnend, ongeveer in den geest als de reeds vroeger zoo kort bestaan hebbende „Mededeelingen en Aankondigingen aan Zeevarenden", doch overigens meer in navolging van de "bekende Duitsche „Annalen der Hydrographie" en Fransche „Annales hydrographiques".

Ons tijdschrift (Hydrographisch tijdschrift?) zouden wij vooral geen te wijd loopende strekking willen geven, zooals bovengenoemde buitenlandsche werken; er moeten o. i. geen theoretische beschouwingen in voorkomen over harmonische analyse der getijden, over ■ nieuwe methoden van plaatsbepalingen, compensatie van tijdmeters, enz. (waarvoor plaats is in de „Mededeelingen van het zeewezen , de „Zee" en het „Marineblad"), doch alléén opgaven omtrent verbeteringen van zeekaarten en zeilaanwijzingen voor zooverre die niet in de „Berichten aan Zeevarenden" kunnen worden opgenomen, bijzonderheden van havens, reeden, ankerplaatsen, doch vooral de nieuw ingekomen oorspronkelijke geschikte landverkenningen, kaarten of schetsen, natuurlijk op niet te groote schaal, al dan niet vergezeld van beschrijvingen of aanmerkingen, alles pasklaar gemaakt op het Hydrographisch Bureau of door de inzenders, voornamelijk natuurlijk door de Nederlandsche zeeofficieren, misschien later ook