182

marineueg rooting voor hut dienstjaar 1896.

Artikel 14. Men vroeg wanneer de bij art. 14 der loopende begrooting toegestane geweren zullen worden geleverd en wanneer de geheele zeemacht met het nieuwe geweer zal zijn gewapend.

De wijze waarop de kolom, aangevende de voor 1895 toegestane bedragen, is ingevuld, geeft aanleiding tot verwarring. Het onder h voorkomende bedrag van ƒ239.300 was oorspronkelijk niet uitgetrokken, doch bij de wet van 12 Juli 1895 (Stbl. n°. 103) is liet artikel met die som verhoogd. Men achtte het wenschelijk, dat van dergelijke wijzigingen in den toelichtenden staat bleek. Dit laatste geldt ook andere artikelen. Zoo is artikel 46 oorspronkelijk uitgetrokken op ƒ40.700 en eerst bij de wet van 12 Juli 1895 (Stbl. n°. 106) op ƒ65.785 gebracht, zijnde het in bedoelde kolom aangegeven bedrag. Zoo ook is artikel 54 later met ƒ14.810 verhoogd.

Artikel 17. De toelichtende staat behelst eene opgave van het kolenverbruik voor verschillende doeleinden in 1894. Wenschelijk ware het, dat in het vervolg tot goed verstand van den post daarbij tevens het bedrag worde opgegeven, waarvoor de ton in rekening is gebracht, alsook de daarvoor bij de raming aangenomen som.

Artikel 19, Vllik Hierbij wordt voor aanmaak en herstelling en voor verstrekking van uitrustingsgoederen aan pantserschepen ƒ6300 uitgetrokken. Men vond dit bedrag hoog en wenschte eenige nadere toelichting.

VIII. Volgens het reglement op de havenpolitie mogen bij aankomst of vertrek van een oorlogsschip te Willemsoord, andere schepen de haven niet invaren, voordat het oorlogsschip binnengevallen is, of de haven verlaten heeft.

De vraag werd gedaan, of die regeling geen nadeel berokkent aan de visscherij, met het oog op het langer aan boord bewaren der visch.

Artikel 21, II. Men gaf in overweging, om de houten loodsen, waarin het torpedomaterieel te Willemsoord wordt bewaard, met het oog op brandgevaar door ijzeren gebouwen te vervangen.

IIIde Afdeeung.

Artikel 24. Waar bij het actief optreden — men denke bijv. aan de blokkade van de kusten van Atjeh en de operatiën tegen Lombok — het bevel over de scheepsmacht aan een kapitein ter zee werd toevertrouwd en onze vlagofficieren uitsluitend in sedentaire betrekkingen werkzaam zijn, achtten sommige leden twee viceadmiraals voor onze zeemacht te veel.

Artikel 26. Het had zeer de aandacht getrokken, dat in den loop van dit jaar 4 officieren van gezondheid der 1ste klasse voor bevordering zijn voorbijgegaan. Men achtte dit, tenzij daarvoor zeer bijzondere redenen hebben bestaan, niet in het belang van den dienst, terwijl het ook in strijd is met dat der schatkist. Zoodanige maatregelen toch moeten uit den aard der zaak een hoogst ongunstigen invloed uitoefenen op den dienstijver van de betrokkenen, en er toe