de in nevelen gehulde expeditie.

72!)

»De Marine-Commandant vertrekt eveneens met verlof naar „Java, maar ook zijn tijdelijke vervanger denkt niet gunstig over „de zaak. Hij verklaart zich echter bereid in gedachtewisseling „te treden, en verleent een krachtigen steun aan de pogingen, om „nieuwe gegevens betreffende Samalanga te verzamelen, (d)

„Inlandsche hoofden enz.

„En zoo is eindelijk het oogenblik daar, waarop bij comman„ dementsorder het bevel gegeven wordt den volgenden dag de troe„pen te doen embarkeeren."

„Des avonds vóór het vertrek komt echter nogmaals de Chef „van den Staf zijne bezwaren ontwikkelen. Hij acht het zijn plicht „dit te doen, nu het nog tijd is om terug te treden; en te meer, „waar hij zoo juist van den waarnemenden Commandant der Zee„ macht een brief heeft ontvangen, waarin deze hem dringend ver„ zoekt, nogmaals den Kolonel van der Heijden uitdrukkelijk te „gaan verklaren, dat hij niet alleen er van moet afzien om een „deel van de verantwoordelijkheid voor den tocht naar Samalanga „te aanvaarden, maar ook als zijn gevoelen nog eenmaal moet doen „uitkomen, dat hij deze expediiie als eene zeer gevaarlijke, ja „roekelooze onderneming beschouwt, (d)

„Zelden in mijn nog al bewogen leven heb ik met meer span„ning eene beslissing te gemoet gezien, dan op dat oogenblik.

„De bezwaren, die ontwikkeld worden, zijn natuurlijk dezelfde, „die reeds zoo vele malen zijn aangevoerd: de krijgshaftigheid van „de bevolking van Samalanga, waarvan wij de bewijzen hebben „gekregen in bijna elk belangrijk gevecht in Groot-Atjeh, hare vrij „beduidende getalsterkte, de uitmuntende bewapening en vooral de „hevige branding op de kust, waardoor de communicatie met den „wal geheel onzeker wordt. Meer dan eens was de opmerking ge„ maakt, dat deze zelfde bezwaren bij vroegere expedities herhaaldelijk hebben bestaan en bij latere ondernemingen nog dikwijls zul„len voorkomen, zonder dat daarom zulke ondernemingen als roe„kelooze waagstukken worden beschouwd." (e)

(a) De Generaal Diemont is op den 308tel1 Juni 1877 van Atjeh naar Java vertrokken. (Zie „de Atjeh oorlog.")

(b) Op den 7CD Augustus 1877 was de Luitenant-Kolonel H. F. Meijer Chef van den Staf te Atjeh.

(c) Met de woorden: „De Commandant van de Zeemacht in Atjeh" en de woorden de Marine- Commandant kan de heer Sol niemand anders hebben bedoeld dan den Kapitein ter zee J. A. Vandevelde, ofschoon die zeeofficier in de maand Juli 1877 niet in de wateren van Atjeh is geweest.

(d) Op den 7e" Augustus 1877 was de Kapitein-Luitenant ter zee J. D. J. van der Hegge Spies waarnemend Commandant van de Maritieme Middelen in de wateren van Atjeh.