( 15 )

M schier alle besef benam 2 op de juichende vreugd „ volgde nu een gevoel van smart. Want bij mij „ zei ven overdenkende wie, en hoe groot hij was, „ dien ik gezien had, en dien ik mij nog gedurig „ verbeeldde te zien, en dan op mij zeiven terug ■ zag, die nog te naauwernood iets wist, en die " zelfs in het lezen en vertalen geaarseld had, dit M alles door mijne gedachte halende, begon ik mij „ zelve ten eenenmale te mishagen. Maar diezelfde

smart, hoe zwaar en hinderlijk mij dezelve ook „ in dien nacht viel, is mij vervolgens zeer voor„ deelig geweest, ja heeft mij zelfs troost aange„ bragt. Van dien dag af aan heb ik mij zeiven „ toch beginnen te leeren kennen, beginnen te bert grijpen, wat mij ontbrak, te onderzoeken, hoe

en op Wat Wijze ik dat ontbrekende zoude kun* „ nen bereiken en verwerven. Kortom, van toen „ af aan ben ik eerst beginnen te leven, namelijk „ indien het leven niet slechts bestaat in een werk„ tuigelijk ademhalen, maar in het ontwikkelen „ van den geest, om tot de bevatting te geraken „ van alles, wat voortreffelijk is, en daarin ons ge„ luk te zoeken." Gaarn schreven wij naast deze flaauw vertaalde (want wij zeggen ook hetgeen eens cicëro zeide, bij het overbrengen van eene plaats uit plato• wie kan die kracht van zeggen, en dien onnavolgbaar schoonen stijl naar waarde overbrengen ?) belangrijke plaats de Latlinschc woorden des schrijvers , of bragten nog meer over, maar ons bestek laat dit niet toe; maar waartoe zou dit ook dienen, zegt een buitenlandsch verslaggev.r van dit werk 5 is dit niet ree.is voldoende om den leerW» en den leerling beiden te leeren kennen?

Geen wonder alzoo, dat een aldus gelegde band