C '46 )

executie leggen van een vonnis, een geheel nieuw proces verwekt heeft.

Of nu die instellingen en maximen van Duitschen of Franschen oorsprong zijn, is tamelijk onverschillig, en op dit punt zijn het de verstandige lieden van alle partijen genoegzaam eens. Bij de vraag, of dezelve in stand blijven , dan wel afgeschaft zullen worden , moet eenig en alleen onderzocht worden, of dezelve doelmatig zijn, niet of het beter zoude wezen, de oude Pruissische wetgeving weder in te voeren. Wanneer zoodanig onderzoek volkomen onpartijdig, en onvooringenomen bewerkstelligd wordt, en vooral zonder bijoogmerken in de fchaal te leggen, dan kan de eindelijke uitkomst niet anders zijn, dan zulk eene, waarin ieder mensen berusten kan.

Hoezeer echter reeds meer dan ten officieel of half officieel stuk erktnd en toegegeven was, ook door dezulken, die zich tegen de viguerende wetgeving verklaard hadden , dat het niet op den oorsprong der regterlijke instellingen aankomt, maar alleen opderzelver deugdelijkheid en doelmatigheid, dan schijnt het toch weder, als of er tegen de deugdelijkheid en doelmatigheid dier instellingen, welke de bewoners der Rijn - provinciën zoo gaarn wenschen te behouden, niets wezenlijks in te brengen, en dat men daarom het verwijt, dat het van Franschen , en dus revolutioünairen oorsprong zoude zijn, opgezocht was. Men vindt dit werkelijk in een stuk der jaarboeken van Pruissische wetgeving, hetwelk geplaatst is in de Bcrliner Zeitung, van voss, van 19 Febr. 1827. Maar hierop is geantwoord, dat de bewoners der Rijn-provinciën, die onder de Fran* sche heerschappij geleefd hebben, zeer naauwkeurig