( 15* )

werk mede in te voeren. De schrijver van het stuk, met welks mededeeling wij ons thans bezig houden, heeft hierbij de algemeene merkwaardige verordening, de verbetering van het justitiewezen betreffende, welke frederik willem I. koning van Pruisstn in 1713 uitvaardigde, laten insereren. Dezelve heeft wel slechts eene regtstreeksche betrekking op processen, bij welke de Fiscus belang heeft, doch de daarin voorgestelde grondbeginselen zijn van algemeene toepassing.

„ Verordenen wij welbedachtelijk, dat in alle din„ gen en regtelijke verhandelingen tussc'ien onzen „ Fiscus ter eenre , en tusschen onze vasallen en „ onderdanen ter andere zijde, hetzij de Fiscus zel„ ve actor of accusator is, of tot assistentie aan „ de denuncianten toegevoegd, inzonderheid wan„ neer ons belang in eenige maniere daarbij betrok„ ken is, onze Judicia en Commissiones zich aan „ een Fiscus ciet bin 'en, maar eenig en alleen de „ justitie, als op welke zij gezworen hebben en „ beëedigd zijn, ten oogmerk moeten hebben, zon„ der zich in het allergeringste te storen aan eeni„ ge daar tegen loopende verordeningen of instruc„tien, als'welke altijd als sub- en obreptief vtr„ kregen {crschlichen) en met de,:e oude wilsmee„ ning strijdig te houden zijn, en zonder zich door „ zulke instructien of dergelijke voorschriften van „ de wegen der geregtigheid te laten afleiden, aan„ gezien hun zulke verordeningen of instructien even „ weinig als ons voorgewend belang, tot geenerlei „ verontschuldiging in dit of in het volgende leven „ dienen kan of mag; en zullen wij, in weerwil „ van zulke ontoereikende verontschuldigingen, zul-