346 het auxiliair eskader ex de indische geldmiddelen.

„W. K. baron van Dedem, die Indië's bijdrage op ons budget zoo «veel doenlijk uit zuivere restitutieposten wenschte te laten bestaan.

«Eigenlijk is deze quaestie (de vergoeding der uitgaven voor het «auxiliair eskader; niet dan een onderdeel der meer omvattende «vraag hoe — gelijk de heer van Dedem het uitdrukte — onze «financiëele politiek tegenover Indië op het recht gegrondvest zal «worden.

«Het beginsel, die vergoeding voor elk bijzonder geval vast te „stellen, schijnt ons het eenig juiste en billijke."

OVER HET OMGAAN MET TORPEDOBOOTEN IN HOOGE ZEE

door den

„Kapitiin-Lieutenant" der Keizerlijke Duitsche Marine Erwin Schaefer.

(Overgenomen uit de „Marine Rundschau", April '96).

Het feit, dat de meeningen, hoe men met torpedobooten in hooge zee moet omgaan, nog vaak uit elkander loopen en het gemis aan algemeen bekende maatregelen, zooals ze voor schepen en open vaartuigen vastgesteld zijn, is toe te schrijven aan de nieuwheid van het type der torpedobooten. Wij zullen trachten uit theoretische beschouwingen en practische ervaring eenige grondbeginselen af te leiden voor de doelmatigste te nemen maatregelen.

Vooraf zullen wij in het kort nagaan, welke verschijnselen door den invloed van den wind in het water worden te voorschijn geroepen.

De directe werking van den wind is een draaiende beweging van de waterdeeltjes, de zoogenaaamde trochoïdaalbeweging. Door haar verdere voortplanting ontstaat de golfbeweging, waarvan de belangrijkste gegevens de golfhoogte, de golflengte en de golfsnelheid zijn.'

Het volkomenst ontwikkelt zich de golfbeweging in diep, vrijstroomend water, in de ruimte. In de nabijheid van kusten, op ondiep water en tengevolge van stroom ondergaat ze in vele opzichten verandering.

De middellijn der cirkels van de trochoïdaalbeweging is aan de wateroppervlakte gelijk aan de golfhoogte, maar neemt snel af met de diepte. Hoe diep die beweging zich nog voortzet, is met