VAN 3.7 CM. DER KON. NED. MARINE.

307

zaara in de richting van de pijl, dan zal de stroom doorgaan zoodra het veertje n den weerstandsdraad aanraakt, doch de stroom zal dan den geheelen weerstand te doorloopen hebben en de lichtsterkte van het lampje zal gering zijn. Hoe meer de knop in de richting van de pijl gedraaid wordt, hoe meer weerstand er uitgeschakeld wordt, zoodat de lichtsterkte zal toenemen. De weerstandsdraad heeft bij een totale lengte van 104 cM., 41 omwindingen om den ebonieten ring, waardoor een maximum-weerstand van 4 ohms wordt gevormd.

Bij het ontsteken van het licht zij men voorzichtig met het verminderen van den weerstand, daar bij te groote stroornsterkte de lampjes kunnen verbranden.

Het andere insteekcontact dient tot plaatsing van den tweeden geleidraad met gloeilampje. De benoodigde, stroom wordt nu geleverd door de linksche batterij. Op overeenkomstige wijze is nu de stroomloop als volgt :

Van de positieve pool der linkerbatteidj door draad l (fig. 7) plaat:e a, draad m' (fig. 6), veertje n', weerstandsdraad, draad p' naa/contactplaatje V; door den geleidraad naar het gloeilampje en terug naar V', over het middenplaatje q, door draad r (fig. 7), blokje d, reep ƒ (fig. 2), blokje e (fig. 7) en draad k naar de negatieve pool van de linker batterij.

De capaciteit der batterij is 10 ampère-uren, en daar de lampjes bijna 0,5 ampère verbruiken, kan dus met ééne lading de batterij ongeveer 20 uren branden. Aangezien de batterij echter wel nimmer 20 uren achtereen gebruikt zal worden, dient men dus nauwkeurig aanteekening te houden van het aantal uren, dat de beide lampjes gebrand hebben, en tevens zorg te dragen dat zoowel de linksche als de rechtsche batterij even lang gebruikt worden. Doet men dit niet, dan loopt men gevaar of de batterijen (of wel een van beide) te overladen, óf de ontlading te ver voort te zetten. Beide getallen zijn schadelijk voor de goede werking; bij overlading kan de ladingsstroom geen scheikundige werking meer aan de electroden verrichten en wordt hij geheel besteed tot het ontleden van het water in waterstof en zuurstof. De vloeistof begint dan sterk op te bruisen, te »koken" zooals de technische term luidt, wat tot overloopen, enz. aanleiding geeft, terwijl de stroom nuttelooze arbeid verricht. Zet men de ontlading te ver voort, dan zet zich te veel loodsulphaat af op de positieve electrode, waardoor de capaciteit der batterij vermindert en de loodplaten gaan afbladderen; de afbrokkelende stukjes kunnen dan in de cel kortsluiting veroorzaken.

Door middel van den areometer kan men controleeren hoever de lading of de ontlading heeft plaats gehad, daar het soortelijk gewicht der vloeistof bij de lading toeneemt en_ bij de ontlading afneemt; ook een gevoelige voltmeter geeft aanwijzing omtrent het stadium, waarin zich lading of ontlading bevindt.

Beide middelen zijn echter niet zeer nauwkeurig, en bij deze kleine batterijen bezwaarlijk toe te passen.