UIT DE PERS.

399

vloot behoort te zijn samengesteld als volgt, en dat nu door hem de in de begrooting genoemde uitgaven worden voorgesteld.

Dit zoo niet zijnde, zullen wij trachten uit het medegedeelde eenige gevolgtrekkingen te maken en enkele opmerkingen daaraan vastknoopen. .

Met instemming lazen wij de heldere beschouwing op bl. / betreffende de taak der zeemacht bij handhaving der neutraliteit en bij blokkade. De daarvoor noodig geachte scheepsmacht is natuurlijk ook bestemd voor het verdedigen der zeegaten (bl. 4), en waar op bl. 9 gezegd wordt, dat de rechtstreeksche hulp, die onze zeegaande oorlogsschepen bij eene landing aan de landmacht kunnen geven, onzeker is, wordt blijkbaar er aan gedacht, dat de 6 pantserschepen ook in dat geval wellicht kunnen optreden. Nu komt het ons voor, dat hier mag gevraagd worden of voor deze hulp niet meer zekerheid zou bestaan, wanneer voor dit doel een ander type vau schip werd aangewezen, dat tevens bij de verdediging der zeegaten eene belangrijke rol zou spelen, een betrekkelijk' klein schip, met geen grooten diepgang, weinig kwetsbaar, tamelijk snelloopend en geschikt om te rammen. Dit typ_e schijnt bij de voorgestelde samenstelling der vloot vergeten te zijn.

Bij het bespreken van de mogelijkheid eener landing wordt gewaagd van „éclaireurs" (door ons als vanouds „jagers" genoemd), en tot "het besluit gekomen, dat wij die niet noodig hebben, omdat de kustwacht op voldoende wijze in den uitkijk voorziet. Wanneer het altijd dag en helder weer was, zou dit vermoedelijk juist zijn. Maar bij nacht ziet de kustwacht niets, en op zeer vele dagen in het jaar ziet zij ook overdag niet ver genoeg.

Wie zich de zomermanoeuvres op de kust (wij hebben speciaal het oog op die van 1878) herinnert, weet, hoe verrassend schepen voor de kust kunnen komen en troepen aan den wal kunnen zetten, voordat de verdediger het landingspunt heeft kunnen bereiken. Een half uur vroegere waarschuwing kan daarbij reeds van veel belano- zijn, en deze kan verkregen worden door jagers in zee te hebben. Eene blokkade, die een snelloopend klein vaartuig voortdurend belet uit- en in te loopen, is op onze kust haast niet denkbaar. Deze jagers moeten natuurlijk ook in zeer groote vaart kunnen loopen, zoowel voor hunne eigene veiligheid als om hun bericht aan de kustwacht of, bij volkomen gebrek aan zicht, in de naaste haven tijdig te kunnen afleveren. Torpedobooten zijn er, ook omdat men van haar dek niet ver zien kan, te klein voor. Wij hebben daarom voor dezen dienst het oog op de vaartuigen, die algemeen onder den naam van torpedojagers bekend zijn. In de m. y. t. wordt op bl. 5 het aanschaffen van zulke vaartuigen op verschillende gronden afgekeurd; maar wij behoeven die gronden niet te bestrijden, want het doel, waarvoor wij ze noodig achten, wordt daar niet genoemd. Bezitten wij torpedojagers voor den éclaireursdienst, dan kan zich evenwel het geval voordoen, dat zij een vijandelijk schip met succes aanvallen of eene torpedoboot vermelen. In de m. v. t. wordt immers op bl. 8 bedacht, dat de vijand voor het behoud zijner torpedobooten bezorgd zal zijn? Dit zal zijne