OPLEIDING TOT MATROOS EN TOT ONDEROFFICIER.

479

149 jongens. Die jongens zouden eertijds nog niet eens op een brik in de Zuiderzee 's zomers zijn gezonden; een Commandant, die eens een 1 jaar oudere briksbemaiming met den naam kinderen had bestempeld, kreeg daarvoor een reprimande ; zij zouden nu tegen den winterdag uitgaan.

Op het gehalte en de gestalte dier jongens werd 's Ministers aandacht ingeroepen en 's Ministers antwoord was, in geheel Helvoet wel bekend: „maar ze hebben dan toch al op de Zuiderzee gevaren".

Ik zal niet tot eene textueele behandeling, waartoe zij zich zoo bij uitstek zoude leenen, van die merkwaardige ministeriëele woorden overgaan, ter veroordeeling van het door den Minister voorgestane stelsel; vergissingen zijn menschelijk, zelfs bij een Minister, maar waar door den Minister in de Eerste Kamer aangaande het al dan niet geven van tuig aan de kruisers, gezegd wordt: „ik zie tot mijn leedwezen den tijd naderen, wellicht is hij zelfs niet meer zoo ver verwijderd, dat alle zeiltuig van onze marineschepen zal moeten worden geweerd, omdat men geen manschappen en officieren meer zal hebben, die met zeilschepen kunnen omgaan", daar zijn die woorden te merkwaardiger uit den mond van denzelfden Minister, wien het rapport van de „Nautilus" zal hebben voor den geest gestaan, waaruit bleek, hoe die bodem den 12en Nov. bange uren in den Oceaan heeft doorleefd, toen bij een langzaam toenemenden wind met orkaanvlagen het DGVMZ nog bijstond, het nieuwe DGGMZ gelukkig uit de lijken gewaaid zijnde, 2 sloepen in hunne takels hingen te bengelen, waarvan 1 verloren ging, en het in den kuil stroomende water door een groot deel der bemanning, waaronder reeds 4 zwaar gewonden, door middel van brandspuit en pompen slechts kon worden gaande gehouden.

Waarom die 150 jongens eerst een half jaar naar zee gestuurd en daarna een half jaar aan den wal gehouden voor hunne militaire vorming, en niet omgekeerd gehandeld ? Dat zulks de „Nautilus" ten goede zoude gekomen zijn, welks opgelapte dekken toen reeds, en nu zooveel te meer, een kolenschip waardig waren, daar zal niet op gelet worden, al mag worden gezegd, dat zoo iets weinig dienstig is om een jongen liefde voor zijn schip in te boezemen, of orde en netheid op zich zelf voor te houden, maar waar wel op gelet worden moet, dat is dat dusdanige omgekeerde regeling, eene voortzetting, d. w. z. eene niet onderbreking van het één-jarige theoretische en militaire onderricht van de „Wassenaar", zoude gegeven hebben, meerdere stabiliteit dus ; terwijl het tevens veroorzaakt zoude hebben, le. dat de jongen iets anders dan het Galgenwater of het IJ te zien had gekregen op eene ter reede liggende brik, en 2e. zou voorkomen hebben, dat de jongen, wien reeds bries of storm op een seagoing ship op den Oceaan om de ooren heeft gewaaid, op een ontmantelden romp als een „Buffel" behoefde terug te keeren of zeiltjes van een brik in binnenwateren te hanteeren had, waarop hij uit de hoogte heeft geleerd neêr te kijken.

Van de zeereis op de „Buffel" teruggekeerd, treedt de militaire vorming op den voorgrond en wordt het schoolonderwijs voortgezet.