546

NOGMAALS DE EXAMENS DER ZEEOFFICIEREN.

ten de zekerheid willen geven, dat van materieel alleen bekendheid met alle hoofdzaken (desnoods met name genoemd) geeischt wordt, en dan nog alleen mondeling. De afmattende en weinig nut afwerpende studie van het gansche materieel vervalt daardoor. Voor theorie komt mij als noodzakelijk voor:

Nauwkeurige kennis van alle afwijkingen en vertragingen, die het projectiel in zijn baan ondervindt, voorzoover deze afwijkingen in de practijk gecorrigeerd worden en deze vertragingen invloed hebben op het doorboringsvermogen. Een meer dan oppervlakkige kennis van het doorboringsvermogen van ons eigen geschut en eenige kennis van dat van het geschut in vreemde marine's, alsmede van de verschillende soorten van pantsers. Het hoofdidee, waarop snelheidmeting berust. Nauwkeurige kennis van richten. Een juist begrip van de oorzaken, die noodig maken dat verschillende buskruitsoorten moeten gebruikt worden, en in verband daarmede het gebruik daarvan in lange en korte kanonnen en de voor- en nadeelen van verschillende soorten.

Een overwegende reden voor het gevoelen van weinig sympathie met de denkbeelden van den heer C. ligt voor mij in diens wensch om het examen te splitsen in een voor den artillerie-officier [examen o] en een voor den officier-torpedist [b].

Bij eene groote marine, waar men desgewenscht twee afzonzonderlijke korpsen naast elkander zou kunnen laten bestaan, is hiervoor misschien iets te zeggen. In onze marine echter, waar de torpedo-officier op later leeftijd commandant wordt van een schip, zoude dunkt mij een dergelijke splitsing ongewenscht zijn.

Het komt mij onlogisch voor, dat officieel wordt aangemoedigd de artillerie, het hoofdwapen, te verwaarloozen (althans bij de bestudeering achter te stellen bij de nevenbewapening) en dat door hen, die geroepen zijn later dit hoofdwapen te hantceren.

Men zal mij wellicht tegenwerpen, dat voor een marine geroepen tot kustverdediging de stelling, dat artillerie hoofdwapen is, eerst dient bewezen te worden. Mijn antwoord hierop is dat ten eerste de marine in Indiƫ een geheel andere taak ten deel zal vallen en ten tweede dat het voor den torpedist nagenoeg van evenveel belan"- is zijn vijand (de artillerie) als zijn eigen wapen te kennen. Slechts dan zal het hem mogelijk zijn met juistheid te bepalen het oogenblik, waarop hij met succes in den artilleriestrijd zal kunnen ingrijpen.

Een verder bezwaar tegen het nu gevolgde examensysteem ligt voor mij nog in het toekennen van verschillende graden, waardoor een afscheiding onder de officieren wordt gemaakt in knappen en minder knappen; een regeling, die tot onjuiste voorstelling aanleiding kan geven.

Altijd geschiktheid voor oorlogstijd als hoofdzaak beschouwende, kan m. i. niet gezegd worden dat een officier, die beter examen aflegde dan een ander, daarom ook meer waard is ; niet kennis, maar karakter en eigenschappen bepalen de waarde van den officier, wanneer deze op de proef gesteld wordt. M. i. zou het daarom