NOGMAALS DE EXAMENS DER ZEEOFFICIEREN.

547

de voorkeur verdienen, het geheele hokjes-systeem af te schaffen. We hebben nu een hokje [een kleintje] voor hen, die een eersten graad behaalden, een ander voor den tweeden graad enz. tot het vierde-graad-met-een-standjo-hokje toe. !) Nog daargelaten dat het gebeurt dat sommigen in een verkeerd hokje belanden, zoo zal niemand durven beweren, dat in tijd van oorlog uit het eene betere officieren te voorschijn komen dan uit het andere.

Is daarom studie overbodig? Zeer zeker niet; dezelfde man zonder en met studie [mits geen over-studie], zal in het laatste geval kans hebben beter te kunnen ageeren in oorlogstijd, en zeer zeker zal die kans grooter worden, naarmate de aard zijner studiƫn meer berekend is hem voor oorlogsdiensten te bekwamen. Studie in andere richting zal weinig of geen invloed kunnen uitoefenen.

Zeer zeker zijn voor sommige betrekkingen [in de marine is het aantal daarvan niet bijster groot] menschen noodig, die hetzij in 't algemeen of in eenig speciaal vak bijzonder wetenschappelijk zijn opgelegd. Het departement moet hen, die daarvoor in aanmerking komen, dus kennen, maar zal dit ten deele niet evengoed uit den uitslag der examens zijn af te leiden, zonder die officieren officieel knapper te noemen dan anderen? En bovendien zal die bijzondere knapheid toch ook wel op andere wijze dienen te blijken dan alleen uit het beantwoorden van examen vraagjes ; zoo niet, dan is ze m. i. ook niet veel waard.

Waar de schrijver veroordeelt, wat hij noemt de door mij aangegeven tactiek van examen afnemen, is deze veroordeeling niet in staat geweest mij van de onjuistheid mijner zienswijze te overtuigen.

De vergelijking van zeeofficieren, die reeds een diensttijd van 8 a 10 jaren achter den rug hebben, met studenten komt mij onjuist en tegenover de zeeofficieren onbillijk voor.

Mij dunkt dat de opvatting, dat het geoorloofd is werk van anderen voor eigen werk te laten doorgaan (die in de studentenwereld recu schijnt te zijn) niet veel kans heeft in de marine bur-

1) De mogelijkheid een hoogeren graad te behalen is een drijfveer tot harder werken, en een die tamelijk goede resultaten geeft en bovendien noodig is. Een .drijfveer tot werken: toegegeven; die goede resultaten geeft: toegegeven ; die noodig is : nogmaals toegegeven, maar alleen zoolang de eischen zoo gesteld zijn dat tegenzin in het examen bestaat en die tegenzin bestaat niet omdat er gewerkt moet worden, maar omdat de eischen van dien aard zijn dat een groot gedeelte van het bestudeerde en wel juist dat gedeelte, dat de meest afmattende studie vordert, ten eenenmale zonder nut geacht wordt.

Ik ben overtuigd het korps zeeofficieren niet te overschatten, wanneer ik beweer dat verreweg het grootste gedeelte er een eer in zal stellen behoorlijk te voldoen aan opdrachten over onderwerpen, die van overwegend belang zijn of aan een examen, dat men tot in zijn onderdeelen logisch en noodig vindt.

In dit geval is de stimulus overbodig en wordt het nadeel van afscheiding onder de zeeofficieren ontgaan.