MEMORIE VAN ANTWOORD.

013

evenals vroeger, de order om niet te stoomen, dan ingeval de reis door het gebruik van het zeilvermogen alleen belangrijk zou worden vertraagd.

Art. 19. Met genoegen ontwaarde de ondergeteekende het gunstig oordeel uitgesproken over de verbetering gebracht in de arbeidsloonen van het mindere personeel van 's Rijks werven. Van ongelijkmatige toepassing van den genomen maatregel is hem niet gebleken; maar het is natuurlijk dat bij de toekenning van loonsverhooging binnen de gestelde grenzen, rekening wordt gehouden met de bekwaamheid der werklieden, en den aard van den van hen geëischten arbeid. Om laatstgenoemde reden wordt het voorshands ook nog niet noodig geoordeeld hooger limieten voor dagloonen te stellen voor de scheepsbeschieters, blokmakers, kuipers, metselaars, zeilmakers en takelaars.

Omtrent de loonen der schrijvers verkeeren de enkele leden die deze zaak opnieuw ter sprake brachten in dwaling. Die loonen toch werden met ingang van 1 Maart 1890 vastgesteld als volgt: voor schrijvers 1ste klasse van ƒ1.90 tot ƒ2.50 en voor schrijvers 2de klasse van ƒ1.40 tot ƒ1.80.

De ondergeteekende vindt geene aanleiding om in de klassenindeeling der schrijvers wijziging te brengen.

Wat de regeling van den werktijd op de werven aangaat kan worden medegedeeld dat, hoewel de morgenschafttijd anders is ingedeeld als vroeger, aan de werklieden, zoodra de arbeid des morgens te ö1^ uur aanvangt, een schafttijd van x/4 uur wordt verleend, welke tijd evenwel op de'werf wordt doorgebracht: deze maatregel was noodzakelijk in verband met den verminderden arbeidsduur.

Art. 21, II. De bergplaatsen voor sloepen op de werf te Willemsoord waren reeds sinds geruimen tijd van onvoldoende grootte om alle lichte vaartuigen te bevatten. De sloepen waren daarom in de loodsen op en in elkander geborgen en konden ook dan nog niet alle daarin opgenomen worden, hetgeen voor het materieel zelf reeds nadeelig was, maar bovendien bij mobilisatie een groot bezwaar oplevert.

Dat niet reeds eerder tot uitbreiding der bergruimte werd overgegaan, geschiedde omdat aan meer dringende uitgaven de voorrang werd gegeven.

Art. 23, III. Te Hellevoetsluis bestaat sinds kort eene duinwaterleiding, door het gemeentebestuur aangelegd, nadat het zich verzekerd had dat de marine bereid zou worden gevonden om duinwater te gebruiken. De toezegging daartoe is gedaan omdat het water, uit de regenbakken van 's Rijks werf of met schuiten uit Beijerland aangevoerd, tot nu toe door de marine gebezigd, uit een hygiënisch oogpunt dikwijls veel te wenschen overliet. Met het water dat door het in de gemeente wonende marine- en werfpersoneel werd gebruikt was dit in nog meerdere mate het geval, zoodat het ook om die reden noodig voorkwam het gemeentebestuur in den aanleg eener waterleiding te steunen. De hoogere