beraadslaging.

637

Het is een chaos, een doolhof, waaruit men telkens weer alleen en uitsluitend door den laatsten aan het roer zittenden Marine-Minister kan worden i terechtgebracht".

De Minister ontkent dit natuurlijk. Voor hem is er geen chaos en geen doolhof en wanneer wij leeken dat zoo meenen, dan vindt dit alleen zijne oorzaak in het feit, dat wij geen Ministers van Marine zijn.

In zijne Memorie van Antwoord, bladz. 3, zegt de Minister toch: «Ondergeteekende meent de taak der zeemacht in Europa niet anders te hebben omschreven dan zijne voorgangers sedert het jaar 1866 zich deze dachten. Op dit punt kan derhalve eene zeer groote mate van continuïteit geconstateerd worden.

«Continuïteit in opvatting van het, voor de uitvoering der omschreven taak, noodige materieel in algemeenen zin bestaat eveneens."

Al mijne voorgangers, zoo zegt de Minister met andere woorden, hebben over de taak onzer marine eigenlijk precies gedacht als ik en ik denk er over als zij.

Zijne Excellentie beroept zich o. a. op den Minister Kip, die in 1880 verklaarde, dat „het denkbeeld van eene actieve verdediging was gebleven."

„Het programma van 1874 afgebouwd zijnde, zal het materieel voldoende zijn", zoo verklaarde de Minister Kip — «voor de verdediging onzer zeegaten en om in sommige omstandigheden eene landing op onze kusten te bemoeilijken."

Nu ja, maar daarover loopt het geschil minder. En gelukkig; want liep het daarover in hoofdzaak, dan moest de meest wijze van alle vakmannen ons nog weer eens komen verklaren, wat nu eigenlijk in den waren en juisten zin des woords, «actief optreden ter zee" voor ons beteekent.

De Volksvertegenwoordiging hecht er intusschen meer waarde aan te weten, hoe en met welke middelen, liefst zoo goed en goedkoop mogelijk, die taak kan worden volbracht.

Dat is eigenlijk de quintesstnce !

En nu is het toch inderdaad de moeite waard eens te zien, hoe de Minister, met eene zekere luchthartigheid spreekt, wanneer hij ons meedeelt hoe in vele jaren achtereen het geld, besteed voor die actieve verdediging, eigenlijk is weggeworpen geworden.

Let wel, in 1880 verklaarde de Minister Kip met niet minder ernst on overtuiging dan deze bewindsman: als maar eerst het programma van '74 is afgebouwd, dan zal het materieel voldoende zijn voor de verdediging onzer zeegaten en om in sommige omstandigheden eene landing op onze kusten te bemoeilijken, voor een actief optreden dus.

En wat zegt nu deze Minister ? Het volgt er maar zoo droogjes op of het de meest gewone zaak ter wereld gold:

«Evenwel vond de overtuiging spoedig veld, dat het sedert 1868 gebouwde materieel voor een deel minder, voor een ander deel in het geheel niet geschikt was voor de actieve verdediging".

Al de millioenen dus, sedert 1868 besteed aan den bouw van