7-LS

ÜIT DE PERS.

vooraf berekende vaart met bijbehoorende I.P.K., afgeleid uit de weerstandsproeven, volkomen overeenstemmen met de proeftochtresultaten. Waarlijk, eene groote voldoening voor den technischen staf aan het Dep. van Marine. Hoe dikwijls toch ziet men, dat de slag om den arm, wat het te ontwikkelen vermogen betreft, ruim is genomen, m. a. w. dat veel meer I.P.K. worden ontwikkeld dan volgens de berekening noodig zijn.

Het is waarschijnlijk, dat de heer T. verscheidene malen den Oceaan is overgestoken, maar het is toch bekend, dat hij geen zeeman van beroep is, laat staan de bevoegdheid heeft om°een oorlogsschip als zeeschip te beoordeelen.

Het pantserdekschip „Koningin Wilhelmina" wordt ten tooneele gebracht, stoomende in den Indischen Oceaan, terwijl luiken geschalmd worden, die, als het schip deugt, open kunnen blijven, terwijl^ het geschut bij den beschreven toestand van weêr en zee eigenlijk niet onbruikbaar mag zijn. Wij leeren hier van den heer T. een axioma uit zijn zeetactiek: „kruisers moeten onder alle weersgesteldheid het hoofdgeschut kunnen gebruiken."

Dit lezende kwam ons de treffende episode uit de thans tot Nederl. opera verheven „Schipbreuk" van den Schoolmeester voor den geest:

„Terwijl het schip duikelt over zijn boegspriet als een

[bezopen snip

„Laat de kapitein den stuurman bij zich komen, „En vraagt hem of hij altemet iets omtrent den storm

[heeft vernomen".

Proeftochten bij de Ned. Marine laten volgens den heer T. zeer veel aan nauwkeurigheid te wenschen over, zoodat er bitter weinig waarde aan te hechten is. Uit de Versl. no. 21, 25 en 26 der bovengenoemde vereeniging zien wij, dat door verschillende bevoegde personen, bijzonderheden omtrent proeftochten zijn medegedeeld, dat volgens die leden daarbij groote nauwkeurigheid wordt betracht en dat de resultaten alle vertrouwen verdienen. Ook wij hebben persoonlijk verschillende proeftochten geleid en deelen die overtuiging. De heer T. blijft' volhouden, dat zonder langere basis de resultaten altijd onbetrouwbaar zullen blijven.

Een voorbeeld op het terrein, dat den heer T. als oud-officier der artillerie goed bekend is, moge hem de zaak duidelijker maken.

De draadramen bij het schieten van aanvankelijke snelheden worden op 50 M. en niet op veel grooteren onderlingen afstand geplaatst. Men kan dezen afstand zoo klein nemen en dus vrij blijven van veranderingen in de snelheid van het projectiel, omdat de chronograaf met zulk een groote nauwkeurigheid het tijdsverloop leert kennen.

Zoo is het ook bij de gemeten mijl. De stroomsnelheden en wat bij groote vaart van veel belang is, ook de diepten van het vaarwater, zouden op een langere mijl te veel uiteenloopen, zoodat men zich tevreden moet stellen met een korte basis. Voor groote nauwkeurigheid komt nu alles aan op juiste bepaling van