beraadslaging.

877

onuitvoerlijk in verband met de ministerieele verantwoordelijkheid. Ik wensch ook niet een raad van defensie of eene admiraliteit, omdat deze in onze staatsinstellingen niet passen. Alleen zou er sprake kunnen zijn van een adviseerend lichaam door den Minister in het leven geroepen, maar dat zijne verantwoordelijkheid in niets vermindert.

Ik wil wat ik daar aanvoerde dadelijk ophelderen met een voorbeeld.

De geachte spreker begon te zeggen, dat ook hij de voorkeur gaf aan gepantserd materieel, maar dat die kruisers toch ook wel nuttig zonden zijn voor de verdediging.

Maar wordt dit door iemand betwijfeld of tegengesproken? Er is alleen aangevoerd geworden dat wij ons, met onze middelen, de luxe niet kunnen veroorloven er twee homogene eskaders, zoo wordt dat heden bij Marine genoemd, er op na te houden. Wij staan voor de keuze: goed gepantserd materieel tot verdediging van onze bezittingen, of een eskader dat de Oost zooveel mogelijk tegen molest in bescherming moet nemen.

Wat zou het gevolg zijn van de aanneming van het advies dat door den geachten spreker werd aanbevolen ?

Drie jaren geleden hadden wij een Minister, die gepantserd materieel vroeg, dat dienst kon doen voor de verdediging van Indië en tevens van het moederland.

Thans hebben wij een Minister die gepantserd materieel niet noodig oordeelt, voor Indië althans niet en alleen beschermde kruisers vraagt.

Daarvoor zullen weder millioenen gevoteerd worden. Spoedig komt er misschien weer een ander Minister die aan gepantserd materieel de voorkeur geeft, evenals de geachte afgevaardigde en ik dat doen. Kan men elkander opvolgende Ministers binden, niet aan de wet, maar aan maatregelen van bestuur, door vorige Ministeriën genomen?

En dat deze Minister van Marine geen gepantserd materieel noodig acht voor de verdediging van Indië, daartoe herinner ik aan de Handelingen van 20 Jannari j.1., waarin wij op bladz. 194 het volgende lezen:

«Zoo noodig zal ik bij de behandeling van Marine nader uitleggen, dat, naar mijne meening, onder die rubriek niet anders zullen vallen dan torpedobooten."

Dus geen gepantserd materieel. — Is het betoog van den Minister maar eenigszins voldoende geweest ? Mij dunkt neen. Wat de Minister gesproken heeft over de verdediging van Tandjong Priok en van Soerabaija, acht ik hier niet vatbaar voor discussie.

De heer Van der Wijck, Minister van Marine: Mijnheer de Voorzitter! De heer Fransen van de Putte heeft gevraagd of Nederlandsch-Indië door kruisers voldoende kan worden verdedigd ?

Het spreekt van zelf, dat de Eegeering die vraag bevestigend beantwoordt. Naar hare meening, stellig ja.

De tweede vraag was of kruisers voorkeur verdienen boven gopantserd materieel.

De Regeering heeft niet eenmaal, maar sedert schier drie