878

marinebegrooting voor het dienstjaar 1897.

jaren herhaaldelijk betoogd en in de stukken aangetoond, dat zij van die meening is, en wanneer die betoogen in de stukken den geachten afgevaardigde niet tot de opvatting der Regeering hebben kunnen overhalen, zal eene nadere verklaring en uitlegging, in eenige minuten tijds, dit zeker ook niet vermogen.

Van 1894 tot 1897 is het betoog der Regeering dat kruisers te verkiezen zijn boven gepantserd materieel voor Indië; schering en inslag geweest der begrootingsstukken.

Verder is de geachte spreker opgekomen tegen mijne verklaring, dat het doel niet was uitbreiding van de vloot.

Hij zeide: gij hebt in Indië 2 kruisers meer, tegenover 5 kleinere schepen minder.

Ja, maar met die twee kruisers meer in Indië is het geheele aantal schepen dat de Regeering noodig acht toch altijd nog veel minder dan wat de heer Fransen van de Potte in 1874 noodig achtte en in 1892 werkelijk aanwezig was.

De geachte afgevaardigde heeft gevraagd: waar blijft de verdediging van de hoofdsteden van Indië, van onze havensteden? De verdediging van Tandjong Priok is in overweging, overeenkomstig de denkbeelden indertijd door de commissie van 1892 aangegeven. Die verdediging zal plaats hebben door de landmacht, door vaste of drijvende forten en troepen en verder, zooals ik gezegd heb, door torpedobooten.

Ik zal niet terugtreden in het debat over de besluiten van 1866 en 1896. Ik meen dat dit bij de verdediging van deze begrooting verder achterwege kan blijven.

De geachte afgevaardigde, de admiraal Van Alphen, heeft nader gezegd, dat hij met de battle-ships, die in Indië kunnen verwacht worden, bedoelde schepen van oude typen.

Mijnheer de Voorzitter ! Wanneer men eene vloot gaat bouwen, dan let men niet op de schepen van vroegere jaren, maar op schepen van den nieuwen tijd, daar de schepen van vroegere jaren het eerste verdwijnen.

Ik heb gezegd, en dit houd ik vol, dat er in den tegenwoordigen tijd geene battle-ships gebouwd worden beneden de 10 000 ton waterverplaatsing. Deze kunnen wij, ook volgens den geachten afgevaardigde, niet in Indië verwachten.

Ik heb met veel genoegen en dankbaarheid gehoord wat de geachte afgevaardigde uit Gelderland gezegd heeft. Hoewel hij verklaard heeft, evenals vroeger, een voorstander te zijn van pantserschepen in Indië, heeft het mij genoegen gedaan, dat het betoog, dat ik geleverd heb in de stukken, hem heeft kunnen overtuigen van de noodzakelijkheid van kruisers. De geachte afgevaardigde heeft zeer juist gezegd, en dit is ook het standpunt van de Regeering: dat zoo lang wij nog kruisers hebben, en de kans bestaat dat wij deze schepen kunnen behouden, er geen serieuse aanval op onze Indische bezittingen zal worden gedaan.

Verder is door de heeren Schimmelpenninck van der Oye en Fransen van de Putte de quaestie besproken van de vaststelling van de organisatie der zeemacht bij algemeenen maatregel