( 58i )

'enis des beklaagden twijfelachtig ten opzigte harer

■ewijskracht.

3. Alle suggesticn zijn ongeoorloofd, dat is: dat de ondervragende regter, noch door zijne vragen, noch door eenige andere verrigtingen aan den beklaagden mag kenbaar maken de daden, feiten en omstandigheden, noch de personen, die het voorwerp van het antwoord moeten uitmaken. Er zijn evenwel eenige wggestien, die door de criminalisten als ge* oorhofd beschouwd worden. Deze worden verdeeld in twee klassen: a. betrekkelijk de toevallige omstandigheden ; wanneer deze hadden bijgedragen, om den beklaagden tot bekentenis over te halen, zouden dezelve niet in tegenstrijd zijn met het bewijs, het* welk uit de bekentenis des beklaagden voortvloeit, ten opzigte der hoofdzakelijke omstandigheden, h. Betrekkelijk de hoofdzakelijke omstandigheden, wanneer dezelve genoegzaam bewezen zijn, of wanneer, naar den gang» dien de zaak noodwendig nemen moet, met alle gewisheid aangenomen kan worden, dat de beklaagde nog andere hoofdzakelijke omstandigheden zou kunnen aanwijzen, die genoegzaam zouden kunnen zijn, om de bewijzende kracht der bekentenis te vestigen.

De Suggesticn zijn daarentegen ongeoorloofd: — a. Wanneer, als het er op aan komt, om eene bekentenis te verkrijgen, de ambtenaar van regterlrjke politie, hoofdzakelijke omstandigheden als bewezen aanvoert, die nog geenszins bewezen zijn, en zonder dat hij met zekerheid wete, 'of de beklaagde nog andere omstandigheden kau bijbrengen, b. Indien, wanneer de beklaagde ten bezware van derdens verklaringen doet, de ondervragende ambtenaar,