( 6i6 )

ambt , welke thans nog ook bij ons Noórd-Nederlanden in kracht is, werd in de Zuidelijke gewesten al voor vijfentwintig jaren, 1803. bij de wet van 35. ventose XI, in werking gebragt. In de Noordelijke Provinciën (Maastricht en Staatsvlaanderen uitgezonderd; is die wetgeving eerst met den n Maart 1811. verbindend geworden, ten welken dage zij met de geheele verdere burgerlijke wetgeving in het voormalig gemeenebest der vereenigde Nederlanden, sedert koninkrijk Holland, is ingevoerd geworden. Het Notarisambt wordt in die wet aldus bepaald: „ Notarissen zijn openbare ambtenaren, daargestcld, om alle stukken en verbindtenissen te ontvangen , aan welke de partijen moeten of willen doen geven, dat kenmerk van Authenticiteit, hetwelk verbonden is aan de acten der publieke Autoriteit, en ten einde daarvan de dagteekening te verzekeren, ktt depot of nederlegging der zelve te bewaren, en grossen zoo wcl> als expediticn daarvan af te geven, Art. 1. der aangehaalde wet.

Hieru;t volgt I. dat de Notarissen, het wettelijk vermogen hebben, om zekere acten te mogen opmaken.

U. Dat de wettelijke tusschenkon;st van den Notaris, niet alleen dtt gevolg heeft, dat daardoor op tene wettige wijze consteett, van het bestaan der verdragen-, contracten of verbintenissen, maar dat ook zoodanig regelmatig opgemaakt notarieel instrument eene gansch bijzondere kracht van bewijs in zich bevat; dat in de daad zoodanige handeling verrigt is, en plaats gehad heeft; zie art. 25 der aangehaalde wet, vergeleken met art. 2213 van den Code Civil, en 545 van den Code de Procedure Civile.