HET SPORTBLAD

13

is: een 1ste klasse competitie, twee 2 de klasse competitie, onbeperkt aantal 3de klasse competities.

De vraag, wat gedaan moet worden met de 2e en 3e elftallen van le en 2e klasse clubs moet ook uitgewerkt worden. In de gewone 2e en 3e klasse competities is voor hen geen plaats, dus zouden zij moeten worden ondergebracht in aparte competities, b.v. reservecompetities genoemd, buiten het andere competitieverband staande.

Voor in connectie komen met de gewone competitie-elftallen zijn de bekereompetities en de talrijke serie-wedstrijden zeker voldoende. Men zou deze 2e elftallen ook weer kunnen indeelen, natuurlijk telkens binnen het geografische district, naar de sterkte in 2 competities: een reserve-competitie le klasse en een reservecompetitie 2e klasse, waarin in te deelen de 2e elftallen die thans in de 2e klasse (misschien V.O.C. II) respectievelijk in de 3e klase spelen.

Derde elftallen zou hij niet willen opnemen. Hier komen wij uiterlijk op een terrein dat geheel aan de plaatselijke en gewestelijke bonden moet worden overgelaten; het streven van den N.V.B. mag toch nooit zijn dezen te ontvolken, in tegendeel moet het doel zijn om hen zoo sterk mogelijk te maken in het belang van den N.V.B. selve.

Spr. ontwikkelt nu een uitgebreid schema van indeeling zooals hij die zich gedacht heeft bij de door hem voorgestelde regeling.

De Voorzitter deelt voor alles mede, dat het hem wenschelijk is voorgekomen, alle westelijke eerBte klasse vereenigingen te doen verzoeken, zich uit te spreken over een eventueele indeeling van de Bredasche vereeniging 't Zesde in de westelijke eerste klasse. Dat is wel het zwaartepunt, waarom de geheele zaak draait. Hij kwam tot een dergelijk denkbeeld, omdat in de laatstgehouden algemeene vergadering eenige leden van eerste klasse clubs het denkbeeld aan de hand deden. Men zou dit verkiezen verre boven verdeeling van de westelijke eerste klasse in een noordelijke en zuidelijke afdeeling.

De ingekomen antwoorden (Hercules Utrecht en Haarlem antwoordden niet) bewezen, dat de meerderheid voor indeeling in het westen is als men bedoelde vereeniging niet in het oosten geplaatst kan krijgen. Van wijziging in de bestaande indeeling wilde men niets weten.

De heer Gratama zou wel eerst eens willen Weten wat het Zesde eigenlijk prefereert.

De heer de Boer kan wel eenige inlichtingen geven. De groote kwestie, waarom men eigenlijk plotseling aan het veranderen wil gaan is de oppositie, die van de oostelijke eerste klassers is uitgegaan, tegen de indeeling van het Zesde in de oostelijke eerste klas. Nu heeft hij eens op zijn gemak nagegaan of indeeling in het oosten nu werkelijk zoo bezwaarlijk voor de gezamenlijke eerste klassera is. Wilhelmina heeft om te beginnen al niet meegedaan omdat die er natuurlijk heelemaal geen bezwaar tegen kan hebben. En als men dan zoo eens nagaat komt men tot de conclusie, dat alleen P.W. er bepaald slecht aan toe is. Achteraf gelooft 8pr. dan ook, dat het bezwaar inderdaad niet ioo groot is, dat men daarvoor nu ineens een

belangrijke betrekkelijk onverwachte verandering moet gaan brengen in de indeeling. Het mooiste is, dat het Zesde, dat er lang niet zoo goed bijstaat als P-W., het wel wil, en P.W. maakt bezwaar. Wat 't Zesde kan, kan P.W. toch zeker ook. Het is wel een heele reis maar men kan het in één dag doen.

Als men een nieuwe zuidelijke afdeeling wil maken, moet men niet uit het oog verliezen, dat men in het zuiden eenige tweede klassers moet promoveeren tot de eerste klasse. Die vereenigen hebben dan geen tijd genoeg om zich zoo gauw in te richten voor eerste klassespel, de zuidelijke eerste klasse is dan wat spelkwaliteit aangaat, belangrijk minder dan de beide andere afdeelingen, dit zal niet zoo gauw beter worden en in plaats van dus het zuidelijke spel op te werken, zet men het weer achteruit. Do zuidelijke vereenigingen willen tenslotte liever in 'een goede tweede klasse spelen dan in een zwakke eerste klasse die voorloopig toch niet kan meedoen. Hij meent dan ook de oprichting van een dergelijke zuidelijke afdeeling ten sterkste te moeten ontraden.

Dan zou men allicht in Breda drie eerste klassevereenigingen krijgen, die, wat spelkwaliteit aangaat te ver uiteenloopen. Hij gaat daarbij van het denkbeeld uit dat N.O.A.D. tot eerste klasse vereeniging zou worden verheven. Hij betwijfelt of een stad als Breda wel geschikt is om drie eerste klassers te heb. ben, waarvan er ten slotte een in het westen thuis hoort.

Zelfs Quick Nijmegen zou moeten promoveeren ten behoeve van de nieuwe eerste klasse en dat is na hare herhaalde degradatie werkelijk allerminst aan te bevelen.

Nu is er een nieuw voorstel ter tafel gekomen, namelijk om het zesde in te deelen bij het westen. Dat verdient volgens spr. geen aanbeveling, in de eerste plaats omdat de eerste klasse dan uit 11 vereenigingen zal bestaan, tegen 6 in de oostelijke eerste klasse. Het gevolg is dat de westelijke vereenigingen weer zooveel meer oefening hebben doordat ze twee wedstrijden meer krijgen, en ook al weer een gevolg daarvan is dat het verschil tusschen het westelijke en oostelijke spel in plaats van kleiner grooter zal worden terwijl men in de laatste jaren er steeds naar gestreefd hoeft het oostelijke spel op gelijken voet te brengen met het westelijke. Men zou als een bezwaar tegen de indeeling in het oosten kunnen aanvoeren, dat Breda dan zoowel oostelijk als westelijk zou zijn. Maar, spr. zou dat slechts hoogst zonderling willen noemen, overigens heeft het geen enkel bezwaar. Wat wei een bezwaar is: 't Zesde wil liever niet bij het westen ingedeeld worden. Spr. gelooft, dat de door hem aangevoerde motieven reeds voldoende zijn om bij de gewone tot nog toe gehandhaafde indeeling te blijven.

De heer Warner merkt op, dat als Velocitas en 't Zesde in een zelfde afdeeling spelen, er veel minder kans bestaat, dat beide clubs op een dag een thuiswedstrijd hebben dan wanneer men in westen en oosten indeelt. Door het laatste zou 't Zesde altijd achter staan bij Velocitas.

Een enkele opmerking wil hij voorts nog wel