8

HET S P O

Bijvoet begiog bovendien de fout te veel naar het midden van het veld te dwalen, wat heusch niet noodig was, want de Haarlemsche spil behoefde zijn steun in het geheel niet. De Haarlemsche achterspelers Oei en B, Verwey zagen wij meermalen beter spelen dan Zondag en Sypestein leek ons minder betrouwbaar dan anders. Vooral in het begin van den wedstrijd stond hij vreemd te schutteren en het was een enkele maal meer geluk dan wijsreid dat zgn doel niet werd doorboord. Later herstelde hij zich en stopte bij zeer verdienstelijk enkele moeilijke ballen. Zooals verschillende zijner co'lega'a bleek ook bij geen kjjk te hebben op de venijnige schoten van Jan Tbomee. Driemaal hoorde bij een kogel van Delfiechen Jan langs zich in het net fluiten, zonder dat hij een aasje van een hans had. Het vierde doelpunt kon hij niet stoppan wegens eene verwonding, welke bem het verder deelnemen aan den strgd onmogelijk maakte. Mannus Francken heeft toen een tiental minuten zijne taak overgenomen en als doelverdediger heeft bij bepaald succes gehad.

De Haagsche ploeg speelde zgn gewone spel, niet beter en niet slechter dan wij in de laatste tijden gewend zgn op Wassenaar te zien.

Van Weel verdedigde zijn doel op verdienstelijke wgze. Veel moeilijke schoten kreeg bg niet te stoppen; enkele van korten afstand ingeschoten ballen stopte hij keurig en het zou inderdaad geen schande geweest zijp, indien hg eene enkele maal gepasseerd ware

Feith en van Loijden hadden weer hun dag. Vooral Feith Zat fliok op den bal en hg kopte dat het een lieve lust was. Met genoegen zien wg' dezen speler aan het werk en zga faire spel moge van Legden tot voorbeeld strekken, dat ook, zonder overmatig gebruik van lichaamskracht, goed voetbalspel voor een achterspeler mogelijk is.

In de middenlinie ontbrak Miel Mundt; de opstelling van rechts naar links was nu LauDspach—van der Nagel—De Calonne.

Van der Nagel was de ster van het Haagsche elftal. Zgn spel was af tot in de fijnste puntj»s. Voor Nico Bouvy behoefde hg niet onder te doen, hoewel voor den toeschouwer het soepele spel van den Haarlemmer aangenamer te volgen is. Hoe het mogelijk was dat van der Nagel steeds ongedekt stond en steeds ongehinderd den bal kon opbrengen en plaatsen, was ons een raadsel. Lag het niet op den weg van Laan of een der andere Haarlemsche voorhoedespelers van der Nagel te dekken? Bij al het goede, dat de kleine H.V.V.'er op de spilplaats deed, vond hij bovendien nog voldoende gelegenheid om zijn beide partners op kritieke oogenblikken te helpen. En dat was geen overdaad, want beide schoten menig maal te kort.

In de voorhoede van H.V.V. is het samenspel, waarvan ik in het begin van het seizoen zulke hooge verwachtingen had, nog steeds niet weergekeerd. Wel combineeren de beide vleugels aardig, doch van den Berch mist blijkbaar het talent tusschen deze vleugels de verbindings-scbakel te vormen. Ook van de through-passes van Dee Kessler maakt Van den Berch slechts zelden gebruik. Deze werd

R T B L A D.

anders terdege bewaakt, zóo dat bij maar zelden gevaarlijk kon worden. Daardoor kreeg Noorduijn echter meermalen vrij spel, die daarvan dankbaar gebruik maakte. Van den lickervhuzel ging ditmaal de grootste kracht uit. Teddy Kuntze overtrof zichzelf; doch vooral viel te roemen het vurige volhardende spel van Jan Thomee. Eu dan die venijnige, goedgerichte schoten; daarvoor alleen is bij zgne plaats in het elftal dubbel en dwars waard. Zooals reeds gezegd, driemaal trof zijn schot doel en het blijft nog een open vraag of een andere speler in zijne plaats van de geboden kansen zoo dankbaar gebruik zou hebben gemaakt. Het vierde doelpunt kwam van Dee Kessler na een krachtig doorgevoerden aanval van den rechtervleugel.

Zóa won H.V.V. dezen lang verbeiden strijd met sprekende, doch te gfflatteerde c f«rs.

Jan van den Haag.

Van de Prinsenlaan. Sparta—V.O.C. 3—1.

Dd kansen rijzen I

Je zou waarachtig den gang naar het Spartaveld ontwennen. Drie maanden lang is er niets te doen geweest als wat getrap van lagere elftallen. Telkens als Sparta I te spelen bad, gooide Pluvius er een schepje op en dan konden we des Zondagsmiddags weer wat gaan wandelen. Nu is wandelen heel aangenaam, nuttig en leerzaam en vooral Rotterdam's schoone omstreken doen u op die tochtjes véél genieten, maar toch stelt de rechtzinnige Spartaan het genot van z'n club te zien spelen booger.

Verbaast het u dus, dat tal van lieden de tribunes vulden en dat zij onversaagd den sneeuwvoorspelienden wind opvingen ? Mg niet.

We schoven allen wat dichter bij mekaar dan anders en toen ging het heusch nog al, met de kou. De bekoorlijke Gravin de X. leende me een paar staartjes van haar zachtzijdige Blauwvos voor m'n linkerknie en m'n rechterkant was geheel weggescholen onder den reuzenmarter van de wat opdringerig doende eenige dochter van een rijken groothandelaar in olienoten. De laatst» (de dochter) heeft geen kans, maar ik apprecieer haar warmte, die alleen wat ongelijkmatig was, en die ik verdenk van mij bezorgd te hebben den lastigen wiaterteen, dewelke mij opj het oogenblik zoo onaangenaam verveelt.

We zaten dus een beetje vreemd rond te kijken op het Sparta-erf. Ik groette een vriend, die sinds den laatsten wedstrijd voor zaken naar Indië geweest was en wisselde 'n ulevelletje met 'n lieve vriendin, die in denzelfden tijd verliefd, verloofd en gehuwd geraakt is, en wier eisch tot echtscheiding inmiddels al in eersten aanleg is toegewezen.

Maar als ja dan heel bet vertrouwde gedoe op en rond hst veld weer eecs op je gemak heb zitten opnemen, dan wil je wel zien voetballen en dan wordt je ongeduldig, dat het biiaa half drie worden moet eer eindelijk de scheidsrechter binnen de lijnen komt om het zaakje op gang te btersgen.

Het veld ziet er niet kwaad uit, maar het blijkt evenwel veerkracht te bezitten als 'n vaatdoek. Een hooge bal — ja ziet 't al bij