4

HJË T SPORTBLAD.

Hieronder volgen de verschillende resultaten:

Polstokhoogspringen. De groepen Westzaan, Abcoude en Wormerveer brachten het tot 2M. 60 waarna bij loting bovenstaande volgorde werd vastgesteld. No. 4 was Schiphol met 2 M. 50.

Werpen met handgranaten. Ie. W. Sand (Wormerveer), met 60 M. 61; Se Ballingswier (Ymuiden), met 59 M. 59; 4e Ten Hove (Halfweg), met 58 M. 61.

100 meter hardlooper. Winnaars demi-finales. Ie demi finale: le Visser, 12 4/5 sec: 2e Jansen.

H2e demi-finale: le Roning, 13 7/10 sec.; 2e Brown.

K|Beslissing, le Visser (Abcoude), 12 4/5 sec; 2e Roning (Westzaan) 13 1/5 sec; 3eJanssen (Amsterdam).

400 M. hardloopen. le demi-finale: leLuns, in 61 1/5 sec; 2e Meerman; 2e demi-finale: le Bogaard, in 65 sec; 2e Westra.

Beslissing: le Luns (Ymuiden), in 59 4/5 sec.; 2e Degen (Wormerveer) 61 1/5 sec ; 3e Delsen (Amsterdam); 4e Westra (Westzaan).

Verspringen. le Delser (Amsterdam); 5 M. 7; 2e Potgieter (Wormerveer), 5 M.; 3e Bogaard (Ymuiden), 4 M. 96; 4e Luns (Ymuiden) 4 M. 96.

Discuswerpen, le Geersen (Wormer-veer) 27 M. 85; 2e Sand (Wormerveer), 26 M. 88; 3e Nesenbered (Abcoude), 26 M. 43; 4e Zoutberg (Ymuiden), 25 M. 50.

Estafette-wedstrijd (4 X 100 M.) le groep: Ymuiden, in 54 3/10 sec; 2e groep Abcoude, in 55 1/5 sec; 2e groep: Halfweg, in 56sec; 4e groep Westzaan. in 56 1/5 sec.

Speerwerpen, le Geersen (Wormerveer), 36 M. 80;; 2e Jansen (Edam), 34 M. 10; 3e De Beus (Ymuiden), 32M.20; 48 Eweg (Halfweg), 27 M. 50.

Estafette-wedstrijd (4 X 100 M.); le groep: Ymuiden, in 52 3/5 sec.; 2e Halfweg in 54 sec.; 3s Westzaan; 4e Abcoude.

Uit het Zuiden.

Seizoenverslag 1913-14.

De tijdsomstandigheden, de welkome zondebok op elk gebied, zijn behalve aan het niet-verschijnen van het N.V.B.-Jaarboek je hierdoor ook debet geworden aan het achterwege-blijven van 't seizoenverslag, dat we zoo noode missen in den schakel van populaire besprekingen over onze sport en derzelver aanhankelijkheden. Ja, ze zouden er debet aan geworden zgn, indien niet de heer mr. Menno S. Raima, de auteur van gezegd seizoenverslag, eveneens begrepen had, dat dit brok lectuur, de hoofdschotel van 't Jaarbtek-menu, niet mocht ontbreken in elke sportbibliotheek en op 't gelukkige denkbeeld was gekomen, zijn werk, dat reeds vóór het uitbreken van den Europeeschen oorlog, gereed was, te doen uitgeven. En zoo is dan dezer dagen dat werkje verschenen. De N.V. „De Pers" heeft het geïllustreerd en uitgegegen en we kunnen niet anders zeggen dan dat het een mooi en handig stuk proza is geworden, een stuk voetbalgeschiedenis, dat waard is op zoo ruim mogelijke schaal verspreid te worden. Uitgeefster en auteur hebben alle eer van hun

werk en hebben recht op een woord van dank voor de propaganda, dat hun werk noodzakelijk moet verwekken.

Het verslag is ditmaal, in afwijking van vorige keeren, in een ietwat provincialen toon geschreven; in breede vlucht is een beschouwing geleverd over hetgeen in voetbal-Nederland plaats vond in 't seizoen 1913-'14 en is de auteur gebleven in de lijnen, waarin de N.V.B. zich beweegt, d.i. in zoo algemeen mogelijke lijnen, die zich tot diep in elk district uitstrekken. Speciaal de beschouwingen over ledental en geldmiddelen van den N.V.B. zgn zeer lezenswaard, omdat zij een zuiver beeld geven van den spertieven en economischen toestand van den N.V.B. gedurende de laatste zeven jaren.

Het ligt niet in onze bedoeling het geheele verslag te bespreken; daarvoor zullen de redacties der Sport- en Dagbladen wel zorg dragen, doch speciaal willen we onze aandacht laten gaan over eenige beschouwingen, die de heer Raima over het Zuiden ca. ten beste geeft. Evenzeer als de heer R. in het geheele verslag zijne persoonlijk© meening neerlegt, achten wij ons gerechtigd, ook onze persoonlijke opinie te uiten over enkele punten, die onze belangstelling in 't bijzonder hebben gaande gemaakt. Het heeft ons verheugd, dat een „outsider" op Zuidelijk voetbalgebied als de Noordelijke heer Raima toch genoemd mag worden, onze herhaaldelijk neergeschreven, op feiten gebaseerde, meening deelt, dat de Zuidelijke eerste klasse is gebleken te zijn in- en uitwendig een geheel, een niet meer te verbreken eenheid en dat het eindresultaat van de instelling dier afdeeling bevredigend mag worden genoemd. De schrijver van het jaarverslag is overtnigd geworden, dat de instelling der Zuidelijke eerste klasse niet te danken is geweest aan een doelloos drijven of een pogen tot geforceerd aanzien, maar de zegeviering beteekent van een gezond beginsel, waaraan eene algeheele reformatie van ons competitie" systeem ten grondslag ligt. Wg beamen niet de meening van den heer Ealma, maar deze beaamt onze meening — eene meening, die reeds bij ons voorzat, toen we ageerden voor de instelling der Zuidelijke eerste klasse. We kunnen ons over die homogeniteit meer ver* heugen dan over de hulde, die de heer E., aatt 't slot van zgne beschouwing over de Zuidelijke eerste klasse, ons persoonlijk toezwaait. Eerstens wenschen we geen hulde voor het bewerkstelligen van iets, waarvoor in de eerste I plaats de vereenigingen zelf hebben geijverd en . . . opgeofferd, tweedens komt het huldi' gend woord te laat en ten derde acht ik het grammaticaal onjuist, dat men iemand huldig*

voor het succes van eene instelling, waaraan hij „debet" is. Naar mijne bescheiden meeniu2 kan men slechts debet zgn aan iets, dat het daglicht niet zien mag.

Waar evenwel de Heer R. te voren een \o'' lied aanheft op de zuidelijke eerste klasse, b0' grijpen we, dat die huldebetuiging meer als „slip of the pen" dan als een diplomatiek ad'

dertje moet worden opgevat.

Een grootere grief evenwel moet ons uit ' pen tegenover hetgeen de heer E. onder 't hoo'