HET SPORTBLAD.

19

ven, die niet meer in te halen is. Het team is voor dezen zomer onveranderd en krijgt het elftal spoedig een vorm te pakken gelijk aan die van 1925, dan zal het de eerste wedstrijden wel weer winnen.

Surrey blijft hetzelfde, maar Fender- zal het lastiger krijgen daar Hiteh naar de League vertrokken is en Sadler, de fastbowler, ook dien kant is opgegaan.

Het is meestal de Lancashire die de spelers inpikt, hooge gages geeft (soms wel zooveel als de Counties) en vergeet niet: het werk is lichter. Minder reizen en geen zes dagen, maar één dag cricket. Het batten en fielden van Surrey is overigens sterk genoeg, maar de aanval moet duchtig versterkt worden.. Fender alleen kan het niet doen. De Surreyeaptain maakt een kans om het Engelsche,elftal te mogen aanvoeren, maar wie het wordt weet men nog niet. Carr van Notts wordt genoemd, maar als het op Gilligan uitdraait, moet men. niet al te verwonderd zijn. Hij vormt met Warner en Perrin als amateurs, Hobbs en Rhodes de elftal-commissie.

Mocht Fender afwezig zijn dan zal Jardine, de oud-Oxfordcaptaih, Surrey aanvoeren.

Lancashire zet er alles op om zoo hoog mogelijk te eindigen en ze maken een kans. Het elftal is zeer sterk in het batten, al wordt het tijd dat Makepace eens op zijn lauweren gaat rusten. Verder het gewone, stel profs. Green zal het team aanvoeren daar Jack Sharp er mee ophoudt. Jack heeft er genoeg van. Nu heeft Sharp altijd verduiveld veel critiek moeten aanhooren en het publiek is hem niet altijd goed gezind geweest. Het vorig seizoen, toen Sharp in een match tegen Middlesex een gemakkelijke catch miste, is hij vrijwel uitgejouwd en dat heeft wel den doorslag gegeven. Hij gaat nu in de League spelen, als amateur natuurlijk!

Als nieuwigheid moet hier nog vermeld worden dat de zoon van Parkin, thans 16 jaar, in training is gegaan onder leiding van J. T. Tyldesley. Dus,een prima coach.

In een volgenden brief zal ik de rest van de Counties be■ handelen en hoop dan tevens de bijzonderheden van de eerste matches te kunnen vertellen, die reeds op 1 Mei a.s. aanvangen.

DE AUSTRALIËRS OP KOMST. Komende gebeurtenissen werpen steeds haar schaduw vooruit, dat is ook met het bezoek der Australiërs in Engeland het geval.

De schaduw, welke de heeren vooruit geworpen hebben, zijn de artikelen door enkele vooraanstaande Australische cricketers in den laatsten tijd in de Engelsche pers gepubliceerd.

Deze artikelen, door de bladen met goud betaald, hebben ■de schitterende kwaliteiten van de Australiërs sterk naar voren gebracht, ze ademden zelfvertrouwen, de schrijvers lieten- dan ook onomwonden uitkomen, dat ze geen oogenblik twijfelden aan het succes van de Australische ploeg. Misschien zou Engeland eén Toets-wedstrljd winnen, doch dat zou dan toch wel het uiterste zijn, dat men verwachtte.

„All Sports" noemt thans deze artikelen een handige propaganda voor de Australiërs; wanneer men hetgeen genoemd blad er over schrijft heeft gelezen, zal men tot de conclusie komen, dat de bewuste artikelen niet alleen een propagandamiddel zijn, doch ook moeten dienen om de taak van Australië Wat gemakkelijker te maken.

„All Sports" zegt o.m.: „Zijn er ooit zulke spelers geweest als die, welke thans onder leiding van Collins naar Engeland komen? Men vertelt ons, dat Australië nog nooit zoo'n sterk battingelftal naar Engeland heeft gestuurd, dat Macartney een beter batsman is dan Hobbs, dat Warren Bardsley voor de vierde maal tweeduizend runs zal maken en daarmede dus een nieuw record zal scheppen. Collins is verder een beter aanvoerder dan Gillingham, Gregory is een „superhuman" slipfielder en .. . doch voor het oogenblik is dit voldoende. Men vraagt zich verwonderd af, waarom de Australiërs eigenlijk kom,en, tenzij ze den toer als een soort picknick-uitstapje beschouwen. Het is duidelijk, dat ze ons reeds hebben geslagen voordat er een bal is gebowld!

Deze Australische propaganda is echter gevaarlijk; men Rioet er dan ook met alle kracht tegen optreden. Men mag er aanvankelijk om lachen wanneer iemand ü van zijn bijzondere kracht gaat vertellen, maar toch maakt het indruk. Deze week besprak ik de bedoelde artikelen met een speler, die zeker in het Engelsch elftal zal komen en hij zeide: „Het is dwaas,

doch ik begin nu al over de Australiërs te denken. Ik hoop, dat ze geen nachtmerrie voor me zullen worden."

Niemand weet beter dan de Australiërs van hoe grooten invloed de moreele factor in cricket is. Wanneer zij er ons van kunnen overtuigen, dat ze werkelijk onoverwinlijk zijn, zal hun kans om te winnen ongetwijfeld beter worden. Zij doen daartoe thans een poging. Het is waar, zooals P. G. H. Fender zeide, dat er enkele dingen zijn, waarbij de Australiërs, ons volkomen de baas zijn. Ik zou hieraan willen toevoegen — zooals de aanvoerder van Surrey zeide toen bleek, dat hij niet begrepen was — dat deze opmerking niet men een onvriendelijke bedoeling is neergeschreven.

Laat mij trachten u dat te verklaren. Na den eersten Toetswedstrijd in Australië, een jaar geleden, werd Maurice Tate, die toen zoo uitstekend had gebowld, door.(ie Australiërs hartelijk gelukgewenscht. Een der Australiërs klopte, hem daarbij op den schouder, zeggende: „Werkelijk, Tate, als je leerde den bal effect te geven, zoudt ge een groot bowler worden.'* Tate, die misschien meer effect uit den bal weet te" krijgen, dan eenig ander bowler, lacht nog in z'n vuistje, wanneer hij dit verhaal vertelt.

Dit herinnert mij aan een oude truc bij golf, wanneer ge tegen iemand speelt, die hard slaat en je bij eiken slag stukken achter laat. „Ge schijnt den bal vandaag niet zoo hard te kunnen slaan als gewoonlijk", merkt ge op en de „slogger", trots op z'n hard slaan, gaat naar de volgende „tee" met het stellig voornemen je eens te laten zien, dat ge een groote fout hebt begaan. Hij slaat dan zoo geweldig, dat hij den Ba! half of soms lieelemaal niet raakt!

Het Engelsche cricket is op het oogenblik ongetwijfeld veel beter dan gedurende eenige andere periode na den oorlog; we hebben echter niet heel veel zelfvertrouwen. Het zou noodlottig worden wanneer het beetje, dat we hebben, nog zou worden ondermijnd!

Ik hoorde, dat Mr. H. D. G. Levesdn-Gower bang is, dat ' onze batslui, wegens gebrek aan oefening op fastbowlers, tegen dergelijke bowlers in de minderheid zullen zijn. Dat geeft moed! Indien dat echter de meening van Mr. Leveson-Gower is, mag men blij zijn, dat hij, geen ,lid meer is van de ElftalCommissie. Daarin is geen plaats voor pessimisten."

Thans komt ook „Sporting Life", met een uitvoerige beschouwing over dit onderwerp. Het blad. zet er boven: „Waarom zouden we de Toetswedstrijden nog spelen?,,De pen machtiger dan het bat", waaruit wel voldoende blijkt, dat ook.,dit blad in de perscampagne der Australiërs een gevaar voor het Engelsche cricket ziet. Het blad schrijft verder o.m.: „Waarom zouden we, eigenlijk de Toetswedstrijden nog spelen? Engeland zal verpletterd worden. Het elftal, dat thans van het Zuiden nadert is het beste, dat ooit in , Engeland kwam. Tot dusver hebben groote ploegen Engeland bezocht,, doch het thans komende Australische elftal zal eenvoudig alles voor zich uitjagen, het zal daarbij alles overtreffen, wat door vroegere Australische elftallen hier is verricht. Dat wenscht men ons duidelijk aan het verstand te brengen.. ......

Men heeft de volledige levensbeschrijvingen van alle spelers gepubliceerd. We weten, wat ze graag voor hun ontbijt hebben, wat ze eten voor de lunch, of ze vroeg naar bed gaan of vroeg op staan, of ze geheelonthouders en niet-rookers zijn dan wel of ze van een borrel en een goede sigaar houden.

Dat is allemaal heel aardig doch eenig nut heeft deze publicatie niet." -cvf-w -.!> t\'rh

Het blad erkent, dat tot dusver na den oorlog Australië sterker is geweest dan Engeland doch dat Engeland thans op eigen terrein door de Australiërs zal worden geslagen, weigert het aan te nemen. ,' ,.' , ,

Wanneer men het noodige vertrouwen schenkt in den aanvoerder en de wedstrijden goed voorbereidt, ziet het blad niet vertrouwen de Toetswedstrijden tegemoet.

Volgens „Sporting Life" schijnen A. W Carr en F. G. H. Fender de mannen te zijn, tusschen wien de keus van het aanvoerderschap gaat-. ... i • .; 'Ij

DE AUSTRALISCHE CRICKETERS. Wij laten hief eenige bijzonderheden volgen over de Australische cricketers, die verleden week in Engeland zijn aangekomen. • ' 1 1

T. J. E. Andrews is 35 jaar oud. Hij was reeds met het elftal van Armstrong in 1921 in Engeland; hij is niet alleen een uitstekend batsman, doch ook een uitmuntend fielder op