80

werkgevers en arbeiders in de afzonderlijke ondernemingen bevorderen, en de tot standkoming bevorderen van fondsen of instellingen in het belang der arbeiders.

Zij kan ook de technische en commercieele aangelegenheden van het bedrijf bespreken, voor zoover deze van invloed 'zijn op de positie van den arbeider. Deze laatste toevoeging heeft natuurlijk weinig beteekenis, omdat er weinig technische en commercieele aangelegenheden gevonden zullen worden, welke niet op eenigerlei wijze in verband kunnen worden gebracht met de positie van den arbeider.

Terzake van de adviseering en uitvoering kan de Bedrijfsraad verschillende werkzaamheden verrichten met betrekking tot de Arbeidswet 1919, de Invaliditeitswet, de Ongevallenwet en de Ziektewet, terwijl de Bedrijfsraad als orgaan van bemiddeling in de plaats kan treden van den bij de Arbeidsgeschillenwet 1923 bepaalden Rijksbemiddelaar.

Intusschen was de Wet 20 October 1933 in werking getreden.

De eerste daad van uitvoering was de benoeming van de Commissie van Advies ex Art. 8. Deze werd 6 November door de Minister van Sociale Zaken geïnstalleerd ter gelegenheid waarvan de Minister een rede hield waarin hij verklaarde, dat met dwang geen succes te boeken zou zijn, aangezien een levend organisme als de maatschappij is, zich niet in kunstmatige bouwsels laat dringen.

Waar het con amore samenwerken van werkgevers en arbeiders zou ontbreken, waar sprake is van partijen en niet van bedrijfsgenooten, daar kan bedrijfsorganisatie niet gedijen. Goede verhoudingen op maatschappelijk gebied zijn de onmisbare voorwaarden om tot een goed geordende samenleving te geraken. Indien een Bedrijfsraad zou worden ingesteld in een bedrijf, dat er niet rijp voor is, dan zou daarmede eerder kwaad dan goed gedaan worden.

Uit alles blijkt, dat de tegenwoordige Minister van Sociale Zaken geen overhaaste stappen wil ondernemen. Hij wil de werking van de Bedrijfsraden strikt bepalen tot haar eigenlijke doel, n.1. de sociale aangelegenheden.

Wil men een samenwerking tusschen producenten uitsluitend op economische basis, dan zou het onjuist zijn daarvoor de Bedrijfsradenwet te willen gebruiken. Het bedrijf moet voor alles doorgeorganiseerd zijn, d.w.z. er moet een langdurige samenwerking bestaan tusschen werkgevers- en arbeidersorganisaties.

De Commissie ex Art. 8, die onder Voorzitterschap van Prof. Josephus Jitta aan het werk is getogen, heeft enkele bedrijven uitgekozen, welke nader onder oogen gezien zullen worden.

De ingestelde Commissie is een Kerncommissie, welke voor elk afzonderlijk geval wordt uitgebreid met eenige vertegenwoordigers van werkgevers en arbeiders uit het betrokken bedrijf. In verband daarmede zijn onlangs eenige personen uit kringen deiwerkgevers en arbeiders in het Boekdrukkersbedrijf en eenige uit het Sigarenbedrijf als leden ad hoe van de Commissie benoemd, teneinde den Minister advies

uit te brengen over de wenschelijkheid van een Bedrijfsraad, respectievelijk voor de typografie en de sigarenindustrie. Of binnenkort nog meer bedrijven zullen volgen, moet worden afgewacht. Wellicht zal men zich op het standpunt stellen, dat men het eerst eens met een. paar wil probeeren, om dan te zien, welke bedrijven eventueel kunnen volgen.

Men zal te dezen opzichte echter geen onjuiste denkbeelden omtrent de Bedrijfsraad mogen hebben, in zooverre, dat enkele in den laatsten tijd opgekomen organisaties zooals b.v. die in het leerbedrijf, die in het goud- en zilverbedrijf geenszins het karakter hebben van organisaties in den zin van de Bedrijfsradenwet.

Hoe deze Wet overigens in de practijk zal werken blijft natuurlijk nog een vraag. Naar het mij wil voorkomen zal zij betrekkelijk weinig invloed hebben, aangezien zij in de bedrijven die doorgeorganiseerd zijn, en dus zelf tot organisatie zijn gekomen, weinig zin heeft, terwijl althans de tegenwoordige Minister er zeker niet toe zal overgaan Bedrijfsraden te stichten in bedrijven, die daarvoor niet rijp zijn.

B. BÖLOER.

Conjunctuuroverzicht t Mei 1934.

Gaf de vorige maand een publicatie van de Internationale Kamer van Koophandel aanleiding, nader in te gaan op de vraag of de tijd is gekomen voor terugkeer tot internationale toepassing van den gouden standaard, ditmaal zou hetzelfde vraagstuk ter sprake kunnen worden gebracht aan de hand van de beschouwingen van den president van de „Bank für internationalen Zahlungsausgleich" in het vierde jaarverslag dezer instelling.

De jaarcijfers geven een beeld van zeer grooten achteruitgang te zien, wat omvang en beteekenis betreft. Dit is natuurlijk niet naders mogelijk, in een tijdperk, waarin de meeste landen den gouden standaard hebben veriaten, daar de betrokken instelling is aangewezen op algemeene toepassing van dien standaard.

Gewezen wordt in het verslag o.a. op de toenemende goudproductie, op eenige toename van de goudvoorraden, voor monetaire doeleinden beschikbaar, en op de verlichting van den druk der internationale schulden, tengevolge van afbetaling of van valuta-depreciatie.

Goiidprocluctie (in 1.000.000 ounces fijn)'

Andere

Z.-Afr. U.S.A. Canada Landen Totaal

1915 9.1 4.9 1.0 7.7 23.0

1923 9.1 2.5 1.2 4.9 17.8

1924 9.6 2.5 1.5 5.4 19.1

1925 9.6 2.4 1.7 5.3 19.0

1926 10.0 2.3 1.8 5.3 19.4

1927 10.1 2.2 1.9 5.3 19.4

1928 10.4 2.2 1.9 5.1 19.6