— 62 —

cultuur en uit het Latène-tijdperk op het Cabergplateau 1); opgravingen vanwege het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden brachten hiér meer licht en wezen op het bestaan van praehistorische hutkommen in een uitgestrekte nederzetting. In ieder geval was de aandacht gevestigd op nieuwe mogelijkheden. Doch wie zou vermoed hebben, dat men ook binnen de bebouwing van het tegenwoordige Maastricht sporen zou vinden van die oude bevolking? Dit werd waarheid, toen men in 1931 bij werkzaamheden op het terrein van het Hema-gebouw, gelegen in de Groote Staat en Muntstraat, een groot fragment van een geslepen bijl vond uit preahistorischen tijd, de eerste binnenstadsche vondst van dien aard, voor zoover thans bekend.

Dit scherpte de aandacht van wijlen Dr. W. Goossens en van den tegenwoordigen beheerder-conservator van het Provinciaal Oudheidkundig Museum, dhr. Edm. Nyst. En inderdaad ontdekten beiden in 1932 bij grondwerkzaamheden op het in de nabijheid gelegen terrein van de firma Vroom en Dreesmann op een diepte van J-4M. eerst eenige splinters vuursteen, dan een zoogn. vuursteenen percuteur. Door de welwillendheid van eigenaar en aannemer werden zij in de gelegenheid gesteld eenige systematische opgravingen te verrichten. Den 24en Maart 1932 vond men verschillende voorwerpen van praehistorischen aard: bewerkte vuursteen, scherfjes aardewerk, dierenbeenderen enz., terwijl men den daarop volgenden dag een praehistorische hutkom vaststelde, waarvan men de juiste vorm en omtrek grootendeels kon blootleggen; het laagste punt lag op ongeveer 5 M. diepte. Aldus is met volkomen zekerheid de bewoning ook van het centrum van het tegenwoordige Maastricht vastgelegd reeds in praehistorische tijden.

Evenzeer beijverde men zich al lang om bij de reeds bestaande vondsten van Romeinschen aard meer nauwkeurige gegevens te ontdekken omtrent een eventueele Romeinsche bewoning uit den tijd vóór het castellum, waardoor een aansluiting tusschen het Latène-tijdperk en het latere derde — misschien reeds tweede — eeuwsche castellum mogelijk zou zijn. Aan de onvermoeide werkzaamheid en voortdurende attentie met name van dhr. Nyst is het gedurende de laatste jaren grootendeels te danken, dat we thans voor verschillende punten van de stad met zekerheid Romeinsche bewoning kunnen aanwijzen reeds in de eerste eeuw na Chr., en wel over een grootere uitgestrektheid dan het latere castellum zou doen vermoeden. Bij de grondgravingen voor het gebouw van de firma Wolff en Hertzdahl, Groote Staat

en H. Geeststraat, had men in Juni/Juli 1930 aan den achterbouw verschillende fragmenten Romeinsch aardewerk gevonden, afkomstig uit de eerste eeuw. Nog in datzelfde jaar vond men bij de eerste bouwwerkzaamheden van de firma Vroom en Dreesmann talrijke Romeinsche fragmenten, doch de meest sprekende bewijzen voor een chronologisch aaneensluitende bewoning leverden wel de vondsten van 1932 op het V. en D.-terrein. De praehistorische voorwerpen immers, waarvan we boven spraken, bevonden zich op ruim 80 cM. beneden een Romeinsche puinlaag, die ter dikte van 10 a 20 cM. op ongeveer 3.70 M. beneden de begane grond werd aangetroffen. Deze puinlaag bevatte talrijke fragmenten van het zoogn. terra-sigillata-aardewerk, gedeeltelijk van eenvoudige, gestempelde bordjes, gedeeltelijk van versierde sigillata-kommen. Het waren niet op de eerste plaats de fragmenten van jongeren datum, uit den tijd van het castellum, die de aandacht trokken, doch veelmeer de vele stukken, dateerend uit de eerste eeuw na Chr. Deze vondsten zouden een merkwaardige aanvulling krijgen in het najaar van 1933.

Waren er sinds 1921 bij de O.L. Vrouwe-Basiliek en omgeving o.a. door Dr. Goossens en Mhr. Sprenger Romeinsche scherven gevonden, 2) waaronder stukken van vroeger datum, bij het graafwerk voor den bouw van de nieuwe telephooncentrale in de Heistraat kwamen wederom talrijke Romeinsche aardewerkfragmenten te voorschijn, grootendeels van terra-sigillata uit de eerste eeuw. Als we daarbij in aanmerking nemen, dat men in 1931 in de tegenwoordige Stadhuisstraat tijdens de grondwerkzaamheden voor de Wilhelmina-brug vlak bij het kanaal eveneens sigillata uit dienzelfden tijd gevonden heeft, alsook einde 1931 in eenige vierkante meters onaangeroerde Romeinschen grond aan de oude muziekschool, dan mogen we, voorzoover het den linker Maasoever betreft, vaststellen, dat men reeds in de eerste eeuw na Chr. op dezelfde plaats, waar eens „praehistorisch Maastricht" lag, een Romeinsche nederzetting aantrof, waarvan men voor zoover thans bekend, de volgende hoekpunten kan vaststellen :

Z.O. punt: bij de Helpoort;

N.O. ,, : Stadhuisstraat, bij het kanaal;

N.W. ,, : vermoedelijk bij de Helmerstraat;

Z.W. ,, : ,, oude muziekschool.

Op de schaarsche vondsten op den rechter Maasoever, o.a. op het terrein van de firma Maussen, willen we slechts even de aandacht vestigen. Het schervenmateriaal in het Oudh. Museum bewijst in ieder geval Romeinsche bewoning in de Wykerbrugstraat.