8S0

uit de pers.

46 en -47 toonde wederom een lager cijfer. Het was bri de beraadslagingen over deze begrooting dat de heer Ge?ers van Endegeest er op wees, dat van de 90 bodems, waaruit ^ Marine nominaal bestond, 27 nog niet te water warén, en dat er van

?t°2\21m: of meer onbruikbaar waren. Het zou zeker met moeilijk zijn thans van de nominale sterkte onzer zeemacht een even treurig beeld op te hangen, wanneei men s?echïs de gevechtswaarde der schepen beschouwt De begrooting werd aangenomen

Me ïnKK8 traChtte de.minister het eskader in Oost-Indië (de koloniale marine was in 1838 opgeheven) zooveel mogeliik

ecMs fn\eenrin^ean T bf b^get stelde hemTfert e van 2 Mef jur T** " ?.taat- Terwijl in het „Handelsblad" van 2 Mei 1846 een ernstige klacht over het vérval der zee-

oTzeï^Se"eddoorVedrSCheen *-™ de ->B«d^e Lfdeken" s onzer jianue , door den gepensionneerden schout-bij-nacht Ar-

«U7a7 d,eZe \0t d6 COnclusie kwam dat ^ zeemacht in slechter toestand verkeerde dan ooit te voren

rante? voSeSropdebat * ^^en, periodieken en couklaart t

^uiSL^^108^ « °nderwerpeWveannodv°e0/

rtn,hDLKamei'iU'?te d^ plan toe; ook zij wenschte uitbreiding doch „naar vaste beginselen".

tnnn?.6 o^fdiende beS™oting ™or de jaren 1848 en '49 verdflmthf p g6t™ verh2°W en hoewel de „Nieuwe Rotterdamsche Courant" van 2, 7 en 9 Juli een zeer felle critiek

Sómen. mt°efende' werd z« met 45 teSen 13 «temmen aange-

ontr^vJT }en .No™mber 1849 het ministerie-TnoRBECKE optrad, kreeg de vice-admiraal Lucas het beheer over het Denan. Marine, welke bewindsman o.a. de landswerf te ?tt!,?P™ en wiens opvolger, de schout-bij-nacht Enslie, nirhrpnif andermaal eene commissie benoemde tot het

?ommwo 6611 alVieS in het belan^ der oernacht. Deze

k' r?arva? Pnns Hendrik het voorzitterschap beS nl; ^?ht rf6dS in Au&ustus ™n hetzelfde jaar haar rapgedaan Zwoord gaf op 23 vragen door den Minister

Daarin _ bepleitte zij uitvoerig het nut der zeemacht voor eene koloniale en handeldrijvende mogendheid als Nederland maar.... hare kostbare plannen tot herstel bleven onuitgevoerd'

De geschiedenis begint eentonig te worden.

Bij de wisseling van het Kabinet in 1853 (Ministerie Van Hall-Donker Curtius) behield Enslie zijne portefeuille, en terwijl tegen zijn beleid ernstige bezwaren rezen en het materieel voortdurend achteruit ging - wees de Minister zelf in zijne memorie van toelichting bij de begrooting voor 1855 op