in memoriam.

1087

zijne betrekking als leeraar aan het Koninklijk Instituut voor de Marine en den len Februari J886 op zijn verzoek eervol uit den zeedienst ontslagen.

Hij werd toen werkzaam gesteld aan het Koninklijk Nederlandsen Meteorologisch Instituut, onder Prof. Büijs Ballot, en in 1888 belast met de oprichting' en leiding van de Filiaalinrichting te Rotterdam.

In die betrekking heeft hij zeer veel tot stand gebracht tot nut van de scheepvaart. Maar, niettegenstaande die vele bezigheden, wist hij nog tijd te vinden, om met voorbeeldeloozen ijver op te treden in verschillende andere betrekkingen, en wel als: Redacteur van het tijdschrift „de Zee"; als lid, lateivoorzitter, van de Rijks commissie voor de stuurlieden examens, als voorzitter van de Rijkscommissie voor cle visscherij-examens, lid van de Zuid-Hollandsche Maatschappij tot redding van schipbreukelingen, secretaris van het in Rotterdam gehouden Nederlandsche Natuur- en Geneeskundig congres, enz.

Op het gebied van het reddingwezen heeft hij zich bijzonder verdienstelijk gemaakt.

In 1906 legde hij zijne betrekking van Directeur der Rotterdamsche Filiaal-inrichting neer, om benoemd te worden aanvankelijk tot Inspecteur en later, bij de invoering der schepenwet in 1909, tot Hoofd-Inspecteur voor de Scheepvaart.

Een ernstige ziekte dwong hom ontslag' als zoodanig te vragen, welk ontslag hem met 1 April 1912 op de meest eervolle wijze werd verleend.

De Regeering erkende zijne groote verdiensten door hem achtereenvolgens het Officierskruis van de Oranje-Nassauorde, het Ridderkruis van den Nederlandschen Leeuw en de gouden de Ruyter medaille toe te kennen.

De Deensche regeering kende hem het Commandeurskruis 2e klasse der Danebrog-orde toe.

Wat Schokker, na het verlaten der marine, in bovenge noemde betrekkingen ten dienste der scheepvaart heeft verricht, is elders („de Zee", Februari 1913) uitvoerig beschreven.

Het was ons doel hoofdzakelijk in het licht te stellen onze verplichting' tegenover den overledene, als oprichter onzer Vereeniging en te herinneren aan hetgeen door hem als zeeofficier in het belang der marine is verricht.

Daarvoor zij hem onze oprechte hulde, onzen innigen dank gebracht.

Velen onzer hebben hem verder in zijn loopbaan gevolgd en zeker zullen allen hem blijven herdenken als een man, die in grooten eenvoud, begaafd met zeldzame theoretische