VENERISCHE ZIEKTEN BIJ DE ZEEMACHT.

1L03

feit, dat die taak behoort tot de eerste en -natuurlijkste plichten van de officieren zelf, die door verhooging o. a. van het zedelijk bewustzijn, de innerlijke kracht van onze weermacht ter zee hebben te versterken. Het kan uit den aard der zaak nooit verdedigd worden ons die taak van de schouderen te nemen of wel de meening te grondvesten, dat de technische opvoeding gescheiden zou zijn van de zedelijke opvoeding. Dat kan en dat mag niet.

Hoe het zij, ons scheepsvolk heeft bij meer dan een gelegenheid moeten hooren hoe diep gezonken het is en tegen die stelling komt mijn gevoel van rechtvaardigheid in verzet, want het is niet zoo. Men heeft niet het recht alles maar onzedelijkheid te noemen, wanneer men dwingt tot een abnormaal leven en dat is hier het geval.

Er is nu eenmaal niets aan te doen ; de geslachtsdriften spreken in iederen geslachtsrijpen mensch en het sterkst bij de jongeren. Dat is natuurlijk "en ook noodig voor het voortbestaan van ons geslacht. Een maatschappij is in dit opzicht alleen gezond wanneer de geslachtsrijpe individuen kunnen paren. Kunnen ze dat niet omdat de maatschappelijke verhoudingen dat niet toelaten, onvoltooide opvoeding, te weinig inkomsten, dan spreekt het vanzelf, dan moet men van af het intreden van de geslachtsrijpheid alle geslachtsdrift onderdrukken of doet men dat niet, dan is de eenige uitweg buiten echtelijk geslachtsverkeer. Is dat niet mogelijk, dan loopt men gevaar van allerlei perversiteiten te zien ontstaan, die veel afschuwelijker zijn. Er is maar één stand waarvan men volkomen onthouding vordert en dat is de priesterstand, doch die onthouding is vrijwillig en ziel en zaligheid hangen er van af. Voor degenen die geslachtsrijp zijnde niet kunnen huwen om financieele redenen is de onthouding nooddwang, tegen de natuur en het verlangen van den mensch indruischend en wanneer er dan geen ernstige kuischheidsgelofte wordt gevorderd, mag men niet zoo laatdunkend neerzien op den zondaar, die uit ongezonde maatschappelijke verhoudingen werd geboren.

De maatschappij zou er wel bij varen wanneer de honderdduizenden en millioenen guldens, welke er door welgestelden in ontucht buiten het huwelijk met vrouwen van slechte zeden verbrast worden, werden aangewend om de inkomsten van de armere arbeidende bevolking te vermeerderen en ze in de gelegenheid te stellen te trouwen binnen een paai' jaren nadat ze den geslachtsrijpen leeftijd bereikt hadden.

En of men nu is rijk of arm, baron of plebejer, roomschkatholiek of protestant, geloovig of ongeloovig, 't is hetzelfde, in alle rangen en standen zijn het deze hartstochten, die den mensch doen vallen. Alleen van bijomstandigheden hangt het af hoe de omgeving op ons zondig gedrag reageert.

Ik zal de laatste zijn die de excessen in venere zal goedpraten. Dat is niet mogelijk ; ze zijn en blijven immoreel, brengen ongekende, het leven en in ieder geval het levensgeluk voor