ministerie van defensie.

1111

Koloniën in het onderwijs dezelfde, zoo geen grootere, plaats innemen als de provinciën ; als ook in het onderwijs het begrip is doorgedrongen dat zich onder de alles samenbindende Kroon der Nederlanden vier onderling volkomen gelijk gerechtigde gemeenschappen groepeeren, zal het algemeen koloniaal besef in Nederland levendig genoeg worden om de beteekenis van het weg moffelen van het Ministerschap van Marine te begrijpen, dat ons op eene lijn stelt met Noorsche Mogendheden, OostenrijkHongarije en dergelijke. Mareo.

HET NIEUWE CENTRALE STATION VOOR DRAADLOOZE TELEGRAFIE TE AMSTERDAM.

Toen eenige jaren geleden het doodvonnis over de oude „Wassenaer" werd uitgesproken en het eens zoo trotsche fregat word gedegradeerd tot „onbewoonbaar verklaarde woning", moest de dienst der D. T. gaan omzien naar een nieuwe plaats voor haar station en luchtnet. Een versterking van het station zou dan tevens hiermede gepaard kunnen gaan. Het stationnetje bij de „Wassenaer", zoo goed bekend bij alle „draadloozen" in onze Marine, was toch slechts zeer primitief ingericht en voldeed ten eeuenmale niet aan de eischen, die men moet stellen aan ons centrale station in oorlogstijd.

En deze rol moet Asd (of volgens de nieuwe nomenclature Pca) toch op zich kunnen nemen. Daar in tijden van oorlog de Regeering te Amsterdam gevestigd is, dient daar ter plaatse een orgaan gevestigd te zijn, waardoor men zich ten allen tijde in verbinding kan stellen met binnen- en buitenland. Waar in die tijden wel niet altijd meer op de lijntelegraaf (c. q. telefoon) zal kunnen gerekend wórden, is een radiotelegrafische verbinding der Regiering met de onderdeelen van Leger en Vloot een gebiedende eisch.

Het D. T.-station te Scheveningen is te zeer blootgesteld aan vijandelijk vuur om er in oorlogstijd nog op te kunnen rekenen; het hulpstation Hoek van Holland, bovendien van weinig capaciteit, verkeert in dezelfde omstandigheden. De Marinestations te Helder en Hellevoetsluis zullen wel geheel in beslag worden genomen voor de verbinding met de tot de eigen Directie behoorende schepen, bovendien kan, als de vijand om en misschien hier en daar in de vesting Holland is, niet meer op lijnverbinding met Amsterdam worden gerekend.

Deze argumenten worden nog klemmender, als in een mogelijk later stadium der verdediging de Stelling van Amsterdam en dus ook de Regeering omsingeld en van de buitenwereld zijn afgesloten.

Er moet om deze redenen in de Stelling van Amsterdam een flink station voor D. T. aanwezig zijn, liefst van zoodanige