van den oorlog om tripoli.

1159

land, wien elke verzwakking van Turkije welkom is ter bevrijding van zijne zorgen over de Al-islamitische beweging daarbij te zien aandringen op integriteit van Turkije, feitelijk om straks met daden aan te toonen dat het slechts is, om des te meer van den buit naar zich toe te kunnen halen. Marokko. Marokko was het eenige Noord-Afrikaansche rijk, dat inmid¬

dels nog niet onder Europeesch gezag was gekomen.

Wel bestonden er betrekkingen van ouderen datum met de Europeesche staten en hebben de Spanjaarden en Portugeezen de Sultans telkens beoorloogd, maar die oorlogjes hadden geene verstrekkende gevolgen en al werden er al eens verdragen geteekend, men hield er zich in Marokko eenvoudig niet aan.

Het spreekt vanzelf, dat bij de verdeeling van den Noord-, Afrikaanschen buit de begeerige blikken van Europa Marokko niet voorbijgingen.

Vooral' Frankrijk en ook Spanje beschouwden het als eene zeer gewenschte aanwinst. Eene gereede aanleiding, om zich te bemoeien met de aangelegenheden van het Cherifijnsche Rijk vond men in de binnenlandsche onlusten, waaraan het voortdurend was blootgesteld. In 1904 l) kwamen Engeland en Frankrijk overeen, dat aan het laatste rijk de vrije hand zou gelaten worden in Marokko tegen erkenning van Engelands positie in Egypte.

Of Engeland die overeenkomst te duur gekocht heeft, de meeningen zullen ook daar wel over uiteenloopen.

Een Engelsch ingenieur Charles Roshbr, die lang in Marokko vertoefd heeft, beoordeelt de situatie in een vlugschrift, dat van deskundige zijde sterk aanbevolen wordt. Daarin wordt o.a. betoogd, dat Engeland door Marokko aan Frankrijk over te laten, eene groote fout beging.

Cunningham Graham, een bekende vriend der Moren zegt daarvan: „Die entente cordiale met Frankrijk kan een einde „nemen, misschien plotseling. En wat dan? Met Tandsjer in „Fransche handen, met een geducht versterkt Tarifa met Frank„rijk en Spanje samengaande, met goede batterijen op de „hoogten van Gibel Moesa aan de eene zijde der zeestraat van „Gibraltar en op die van Silla Carbonera aan de andere zijde; met een versterkt Ceuta en batterijen op de duinen tusschen ,Ceuta en de Siërra de Bullones; met dat al wordt Gibraltar „waardeloos en aan elke Engelsche vloot den doorgang door de „zeestraat voor altoos belet. Bij een oorlog zouden Gibraltar „en Malta automatisch in vijandelijke handen moeten vallen en „Engeland van 'het Suez-kanaal, den besten weg naar Indiö „afgesneden worden."

Deze beschouwing beziet de zaak zeker wel van eene

i) Duitschland moest zich toen nog zien wegcijferen. We zien straks, dat naarmate de Duitsche vloot sterker werd, Duitschland zich niet meer met den tweeden rang tevreden stelde.