1176

politieke en strategische beteekenis

Versterkingen van Tripoli.

Italiaansoh expeditiekorps.

Kort voor den oorlog werden de nieuw-model Martinigeweren ingevoerd en schoten de oud model Mausers op naaide onregelmatige troepen in het achterland.

De vestingwerken van Tripoli bestonden hoofdzakelijk uit vijf verouderde kustforten, zoomede uit eenige nieuwere werken aan het landfront.

Het beste was het ten Westen der stad gelegen fort Sultanje; ook fort Gargaresj was vrij sterk.

Ten N. en in de onmiddellijke nabijheid der stad lagen eenige verouderde steenen forten, n.1. het vuurtorenfort met drie oude 15 c.M. kanonnen, het Spaansche fort en het Roode fort, zoo genoemd naar de roode kleur zijner muren. De laatste forten waren met verouderde klein kaliber kanonnen bewapend.

8 K.M. ten O. der stad lag het fort Hamidje, een oud grondwerk, dat de buitenreede en den ingang van de haven bestreek. De vier moderne kanonnen, welke daar waren opgesteld, werden in 1905 naar Jemen gezonden en door oude houwitsers vervangen.

Generaal Von der Goltz geeft op, dat het grootste kaliber 15 c.M. was. Een 8 meter hooge steenen muur uit den tijd van Keizer Karel V omringde de stad. De landforten waren in een boog om de stad heen gelegen.

Het geheel is van weinig beteekenis geweest en bleek dan ook niet van voldoende waarde te zijn, om de landing eener overmacht, gesteund door het artillerievuur eener moderne vloot, gedurende eenigen tijd te weerstaan.

Bij het uitbreken van den oorlog was de nieuw benoemde Wali nog in Marseille en werd het bestuur waargenomen dooiden Vice-Wali.

Ook de andere kustplaatsen waren niet tot ernstig weerstand bieden ingericht. Er heerschte bovendien gebrek aan levensmiddelen, ook al tengevolge van mis-oogst; de toestand was voor de Turken dus vrij benard.

Versterkingen van Europeesche troepen konden slechts over Egypte Tripoli bereiken. Zelfs indien de Engelsche regeering dit veroorloofd had, zou deze toestemming practisch van nul en geener waarde zijn geweest, daar het eindpunt van den Egyptischen spoorweg 300 K.M. ten Westen van Alexandrië is gelegen, dat weer op nagenoeg 1300 K.M. hemelsbreedte van de stad Tripoli ligt.

Generaal-veldmaarschalk Von der Goltz schrijft in den „Mittlers Almanach 1911":

„Die wirksame Verteidigung liegt im Innern; Sie zu orga„nisieren, reichen die wenigen regularen Krafte, die im Lande „sind aus. Sie. werden sich dort auch zur Not ernahren können. „Getragen musz der Widerstand hauptsachlich durch die Be„völkerung werden, wobei viel auf die Haltung des machtigen „Scheich Sidi es Senoussi ankomt, der in Djarabub an der Grenze „von Barka und Aegypten residiert und k'ürzlich den Padischah „als seinen Oberherrn anerkannt hat.